Hersenen en verstand.
Dat de mensch de volmaaktste hersenen heeft, toont ons de vergelijking van het menschelijke en dierlijke hersenbekken. Volgens de waarnemingen van Sömmering ontspruit het zielsvermogen van den mensch, en de leerzaamheid der dieren, van de groote hoeveelheid der hersenen tot de zenuwen; want de mensch heeft, in vergelijking met het geheele dierenrijk, de grootste hersenen en de fijnste zenuwen. De grootste hersenen van een paard wegen 1 pond 14 loot. De kleinste van eenen niet volgroeiden mensch, die Sömmering gezien heeft, 2 pond 11 loot. Maar het bekkeneel van het paard heeft ten minste 10 maal grovere zenuwen. Markgraaf heeft ook de betrekkelijke zwaarte der hersenen onderzocht, en dezelve, ter grootte eens teerlings van 6 lijnen 65 grein bevonden. De hersenen vormen eene schier ovale breiachtige grijze massa.
Bij de lagere diersoorten vindt men geene hersenen meer, maar alleen zenuwvlechten.