Evenwicht der vloeibare lichamen.
Dit evenwicht kan niet bestaan tenzij de bovenste vlakte van het vloeibaar lichaam eene liggende richting hebbe, of, om beter te zeggen, tenzij deze richting eenen rechten hoek uitmake met de richtlijn der krachten die het tot beweging aansporen, en wel bijzonder met de rechtstaande richtlijn der zwaartekracht; ten tweede moet elk der gedeelten van het vocht langs alle kanten aan gelijke en tegenovergestelde drukkingen onderworpen zijn.
Om de noodzakelijkheid der eerste voorwaarden van het evenwicht te doen beseffen, zullen wij voor 't oogenblik veronderstellen dat de bovenste vlakte van het vocht, in plaats van liggend te zijn, de kromlijnige richting
a b c d e heeft, daar, integendeel, de zwaartekracht volgens de
rechtvallende lijnen Z Z Z werkzaam is. Het is klaarblijkend dat in dit geval de horizontale laag
b d door het gewicht der gedeelten vocht, die boven haar zijn, gedrukt wordt, en dat volgens den grondregel der gelijkheid van drukking, deze drukking zijdelings wordt overgebracht, zoodat de gedeelten
b en
d, waaraan niets eenigen tegenstand biedt, door deze drukking buitenwaarts gedreven worden. Hetzelfde gebeurt voor de volgende gedeelten tot dat het vocht eene volkomen liggende richting verkregen hebbe.
Wanneer men dezen grondregel op de vlakte der zee toepast, dan begrijpt men licht dat, voor eene groote uitgestrektheid, deze vlakte bol moet zijn, aangezien die bolte alleen eenen rechten hoek uitmaakt met de richtlijnen der zwaartekracht, welke alle naar het middelpunt der aarde samenloopen. Bovendien moeten de vlakten der verschillige zeeën zich alle op denzelfden afstand van dat middelpunt bevinden, want anders zou het water der hoogere zeeën tot de lagere moeten dalen. Zulk iets gebeurt echter niet, en wel uit hoofde dat de waters der zee niet alleen aan de zwaartekracht, maar ook nog aan andere krachten onderworpen zijn; en het is met de gemeene uitkomst dezer verzaamde krachten dat de vlakte der wateren eenen rechten hoek uitmaken moet. Onder deze andere krachten telt men de middelpuntvliedende kracht door het draaien der aarde op hare as veroorzaakt, en noodzakelijk voor uitwerksel hebbende dat de vlakte der zee platter is aan de polen des aardrijks dan op de linie. Daarenboven, wanneer de maan boven of onder den gezichteinder der zee is, vermengt zich de aantrekkingskracht der maan op de waters met de