Oudheidkunde.
In 1846 zijn aan Steenbosch, onder Gravens-Voeren, delvingen gedaan, ten gevolge van welke men eene Romeinsche villa, penningen van Nero, Marcus Aurelius en andere Romeinsche keizers ontdekt heeft, alsmede vazen, schelpen, dierengebeenten, dakpannen met twee boorden, enz. Miraeus, die in den beginne der 17e eeuw leefde, had reeds in zijn werk getiteld: Rerum Belgicarum chronicon, bladzijde 196, het bestaan aangeduid van de overblijfsels van een oud versterkt slot op den berg, genaamd op de Saele, op 860 meters afstand van den Steenbosch. Nu is het gebeurd dat met landelijke omgravingen, er een spoor is gevonden van het door Miraeus voor 200 jaren aangehaalde gevoelen, ten welken gevolge er eene commissie is gevormd, onder geleide van den heer Schuermans, procureur des konings, en men begonnen is met delvingen op de Saele te doen. Reeds zijn aan het licht gebracht een uitermate dikke muur, reusachtige grondwerken, verbrand graan, verkoolde balken, enz. Zoodra deze ontdekt waren, ging men voorzichtig te werk met er de omplakkende aarde af te doen, ten einde dezelve in hun geheel, of ten minste grootendeels over te houden, maar dit is mislukt, wijl dezelve, als men ze wilde oplichten, in stof vielen. Daar het dorp Gravens-Voeren in 1228 door Waleran II, heer van Valkenberg, en in 1291 door de Luikenaren is afgebrand, mag men veronderstellen dat gemeld slot hetzelfde lot heeft ondergaan.