Schetsen van Nederlandsche Toonkunstenaars, meest allen tot hiertoe weinig of niet gekend.
SCHRIVANEK (Karel), zijn zoon, werd door zijnen vader en later aan het conservatorium te Parijs gevormd. Hij werd te Amsterdam geboren in 1799, en legde zich bijzonder toe op de violoncel en de piano. Na grondige studiën aanvaardde hij in 1814 de plaats van violoncellist in den schouwburg te Nantes, en later bekleedde hij denzelfden post in verschillige Fransche theaters. In 1819 was hij, met M. van Gelder, 1sten violoncellist aan den Franschen schouwburg te 's-Hage. Hij trad meermaals in concerten als solist op. Bijzonder voortreffelijk droeg hij de werken van Romberg voor; zijn toon was krachtig, maar soms koud.
Schrivanek trad in huwelijk, maar scheen niet gelukkig te zijn; hij was vader der bekende tooneelspeelster Celestine Schrivanek, aan den schouwburg des Variétés te Parijs verbonden en die eene groote faam geniet. Rond 1829 maakte hij deel van het orkest te Rouaan.
Eenigen tijd later kwam te Lausanne een jong kunstenaar aan, die zich door huiselijke oneenigheden had aangespoord gezien, eene voordeelige betrekking te laten varen, om verre van zijne haardstede een nieuw vaderland te zoeken, mitsgaders eenen nieuwen kring van werkzaamheden te midden der Zwitsersche gebergten. Het was in 't jaar 1841.
Ten dien tijde trok de familie Hoffmann meest al de stralen der toonkunst te Lausanne op zich bijeen, en deed zich kennen aan al de voorbijgaande toonkunstenaars, door de ondersteuning die zij hun verleende en de goedheid met welke zij hun de middelen verschafte om eenen stand te bekomen. Het duurde niet lang, of Schrivanek deed zich van de gebroeders Hoffmann waardeeren door zijn uitmuntend talent, als pianist en cellist. Dan, moeielijk was het niet in hem dadelijk den afstammeling te ontdekken van een kunstoefenaarsgezin, even eens als den gewezen leerling van het conservatorium van Parijs en den behendigen meester, gevormd door de orkesten van eersten rang. Toen hij nauwelijks 7 jaar oud was, had Schrivanek reeds den bijval van het publiek genoten met te Amsterdam, op concerten, de piano te bespelen.
In Lausanne, door zijne bekwaamheden, stond hij welhaast aan het hoofd der muziek. In 1838 huldigde men de nieuwe school in het kantonaal collegie in; wat later stichtte men de nijverheidsschool en de hoogere school voor jonge meisjes. Schrivanek werd gelast met het onderwijs van den zang in deze onderwijsgestichten en kweet zich van zijne taak tot voldoening der oversten.
Later trad Schrivanek in een tweede huwelijk met jufvrouw Jeanne Hoffmann.
Schrivanek verliet Lausanne om eene kunstreis te ondernemen, maar die hem weinig opleverde. Later bezorgde zijne dochter Celestine hem eenen voordeeligen post in het zuiden van Frankrijk. Hierover lezen wij:
‘Il ne fut pas plus heureux quelques années après, lorsqu'il partit pour le midi de la France, afin de se charger d'un emploi que sa fille lui avait procuré. Désillusionné et presque dégoûté du monde, il revint dans sa patrie d'adoption, à laquelle il ne demanda plus qu'un tombeau pour y trouver le véritable repos de l'homme.’
Na alle soorten van ongevallen en tegenspoed gehad te hebben, overleed Schrivanek te Lausanne, den 3n December 1866.
Over zijn dood lezen wij in eene Zwitsersche courant:
‘Un proverbe dit que là ou il y a beaucoup de lumière, il y a aussi beaucoup d'ombre; ce proverbe peut être appliqué à l'habile artiste que Lausanne vient de perdre; il avait ses défauts, nous ne voulons pas le nier. Il avait le coeur excellent et bon nombre d'artistes étrangers, qui s'adressèrent à lui pour leur venir en aide, n'ont qu'à se louer de l'empressement qu'il mettait à les appuyer, non-seulement de son talent, mais de sa propre bourse. Nous avons assisté à une collecte où Schrivanek a donné l'exemple de la plus noble générosité. Que la terre lui soit légère, et que quiconque s'approchera de son tombeau se souvienne de ces paroles: De mortuis nihil nisi bene.’
Een der schoonste trekken van 's mans leven, is, dat Schrivanek drie jaren lang de betrekking van organist te Lausanne kosteloos bekleedde, om de familie te ondersteunen van den kranken titularis.
SCHRIVANEK (Georgius), broeder van Karel, was eerst bediende in een handelshuis te Antwerpen; hij legde zich later toe op de muziek, en wel op de piano. In 1819 speelde hij op het 5e winter-concert te Rotterdam, het Concert militaire van Dussek. De Amphion, muzikaal tijdschrift, te Groningen, geeft een verslag over dit concert (jaar 1819, bladz. 137).
Schrivanek vestigde zich te Rotterdam als piano-meester, en was ook in 't orkest aldaar werkzaam. Hij overleed in 1842, na een kommervol leven.
SCHRIJVER (Remigius), een toonkunstenaar en organist, te Middelburg, in de 17e eeuw, woonachtig, en die heeft uitgemunt door het op muziek brengen der uitgebreide Psalmen van M. Westhuijse en J. Oudaan. Deze vurige beminnaar der toonkunst was ook dichter: eenige zijner stukken zagen in 1680 het licht. Schrijver overleed te Middelburg in 1681, en J. Oudaan schreef een lijkvers op zijn afsterven. Schrijver volgde in 1670, G. Bredius, als organist aan de gereformeerde kerk op.
Edw. Gregoir.
Het vermaak is als kwikzilver schitterend en vlug; indien wij denken het vast te houden, glijdt het ons altijd door de vingers.