Wenceslaus Coeberger.
De heer P. Bortier, van Ghistel, heeft bij brieve van 30 September aan de stad Antwerpen geschonken eene door hem opgestelde levensschets van bovengemelden Antwerpschen kunstschilder, alsook een in pleister vervaardigd borstbeeld dezes vermaarden schilders, bestemd om in het museum der stad geplaatst te worden. De heer Bortier heeft tevens den wensch uitgedrukt dat de naam van Coeberger aan eene der nieuwe straten zou gegeven worden.
De Antwerpsche gemeenteraad heeft, in zitting van 14 October, deze giften aanvaard, dankbetuigingen aan den gever gestemd en besloten het boekdeeltje op de stadsbibliotheek en het borstbeeld in het museum te plaatsen. Later zal eene nieuwe straat naar Coeberger genoemd worden. In afwachting wij het werk des heeren P. Bortier in zijn geheel mededeelen, zullen wij hier ons spijt uitdrukken dat het Antwerpsch museum niet één stuk bezit van den man die tevens kunstschilder, bouwmeester, ingenieur en plaatsnijder was.
De hoofdkerk van Antwerpen bezat in vroeger tijden een der bijzonderste tafereelen van Wenceslaus Coeberger. In den nacht van 3 Januari 1602, werden uit deze schilderij, die het altaar van den jongen-Handboog versierde, twee vrouwenhoofden gesneden en gestolen, welk feit aanleiding gaf tot een gebod dat wij hier laten volgen:
Geboden ende wtgheroepen bij Mijne heeren Schouteth Borgemeesteren Schepenen ende Raedt der Stadt van Antwerpen op den III Januarij 1601. (Vol. E, bl. 142.)
|
Tafereel van St. Sebastiaen gescent. |
‘Alsoo sekere quaedwillige desen voorleden nacht oft morgenstont in onser lieve Vrouwen kercke wt het tafereel van St. Sebastiaen staende op den outaer van den jongen handboge, hebben een groot stuck wt gesneden, waer inne waeren geschildert twee vrouwen personagien ende noch een groot stuck van een roode taffegardijne afgesneden hangende beneffens het voorschreven tafereel wesende een seer enorm feyt, ende kerckrooverye dwelck ongestraft nyet en behoort te blyven soo eest dat men van s heeren ende stadtswegen condight ende laet weten, soo wie van het voorschreve leelyck feyt weet te spreken, hij 't selve terstonts te kennen geve aan Mynheer den Schouteth deser stadt sulcx dat de voorschreve persoonen oft persoon die sulcx gedaan heeft in handen mach comen ende sal den selven vander stadts wegen gegeven worden de somme van hondert guldens eens ende soo verre datter iemand af weet te spreken ende t selve verswyght ende nyet te kennen gheeft sal gestraft worden als dieghene die 't voorschreven feyt gedaan heeft.’ |
Deze schilderij, welke bijzonder voor de stad Antwerpen belangrijk is, bevindt zich thans in het bezit van den te recht befaamden schilderijhersteller en kunstschilder, den heer P.-A. Verlinde, te Antwerpen.
Wij verwijzen onze lezers naar de berichten die wij over Coeberger hebben medegedeeld in den 4n jaargang, 1858, bladz. 187 en volgende.
Hij is de beste rekenmeester, die zijne eigene fouten, zonder zich te vergissen, kan optellen.