De Vlaamsche School. Jaargang 13
(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijTentoonstelling van Schoone Kunsten te Antwerpen, 1867.
| |
[pagina 190]
| |
J.-W. Lindlar, van Dusseldorf. Gezicht op de kusten der Middellandschezee, bij Monaco. De natuur schijnt ons op het voorplan wat overdreven; water en lucht zijn zeer waar weêrgegeven. L. Lingeman, van Amsterdam. De gewapende vrede. Het aandachtig luisterende meisje is goed weêrgegeven, doch het geheel diende meer afgewerkt te zijn, vooral de handen en de wezens. Is schoon van kleur, doch als schildering wat gesmeerd. W. Linnig, van Antwerpen. Zijn Watertochtje bevat schoone hoedanigheden als kleur; maar de achtergrond is verwaarloosd, alles wat rottig gedaan en te veel in eenen zelfden groenen toon behandeld. Ook ontbreekt er diepte in de schilderij. De zoon van W. Linnig heeft twee tafereelen, het eerste, van tamelijk grooten omvang, verbeeldt eenen feestelijken huwelijksstoet: het bruidspaar, de huwelijksgetuigen, ouders, bloedverwanten, vrienden, enz. trekken eene der oude poorten van de stad Antwerpen uit, met den speelman aan het hoofd. Het stuk bevat ontegenzeggelijk goede deelen als opvatting en samenstelling; maar het geheel is te zwart van toon. Op het kerkhof, is zeer schoon van opvatting en gevoel; de treurende moeder en haar zoontje zijn goed behandeld. Wanneer de heeren Willem Linnig, vader en zoon, zekere vuile zwarte toonen zullen weglaten en de natuur met wat meer verhevenheid beschouwen en zich trouwer toeleggen op het uitdrukken der toon- en kleurschakeering, zullen hunne werken veel, zeer veel winnen. C. Lintelo, van Parijs, en Ferd. Lintz, van 's-Gravenhage. De gewrochten dezer schilders zijn onzer aandacht ontsnapt; dus voor eene volgende gelegenheid. Frederik Lintz, van 's-Gravenhage, is wat overdreven met zijn laatste glas. C. Lucy, van Londen. Zijne soldaatspelende kinderen vormen een tafereel welk, voor kleur en bewerking, schoon mag genoemd worden. De groote trom en al de bijhoorigheden zijn zeer zorgvuldig uitgevoerd. E. Luminais, van Parijs, heeft een goed tafereel, Zeeroovers op de kusten van Bretagne voorstellende; maar wij geven echter, zoowel wat betreft de uitvoering als de diepheid van gevoel, de voorkeur aan zijnen Koorknaap, aangekocht door den heer Cornelis-Leysen. H. Luyckx, van Brussel, en A.-J. Madiol, van Antwerpen, zouden beter doen, hunne portretten niet naar eene tentoonstelling te zenden. J.-B. Madou's drie tafereelen getuigen van den echt geestigen en opmerkzamen geest des meesters. De gebrokene kruik is een stukje welk ieders lachspieren in beweging brengt: de kruik ligt aan stukken, het wijf is kwaad, maar de vent die lacht er wat meê! De uitdrukkingen zijn zoo juist en geestig weêrgegeven, als dit bij mogelijkheid maar zijn kan. De snuivers is een van de parels der huidige tentoonstelling en de voor de trekking aangekochte Dambordspelers zijn niet minder schoon. J.-B. Mailly, van Doornik, en H. Marcette, van Spa, moeten nog veel en ernstig de natuur studeeren, willen zij goede landschapschilders worden. F. Marinus, bestuurder der academie van Namen, heeft een prachtig tafereel, vol schoone hoedanigheden; wat meer rust in het geheel, zou het in waarde nog doen stijgen. Het is een molen in eene kreek der Maas. M. Maris, van 's-Gravenhage. Zijne schilderij, getiteld: koude waarheid, heeft ons geenszins bevallen. De rustende ezels op de kust van Scheveningen, van Willem Maris, zijn beter. A. Markelbach, van Antwerpen, thans te Brussel woonachtig, stelde vier tafereelen ten toon, waar tusschen een geschiedkundig stuk: Cromwell aan het sterfbed zijner dochter. De werken van dezen verdienstelijken schilder dragen nog al te veel den stempel der romantieke school van voor vijf-en-twintig jaren; alles is te vlok geschilderd. Wat meer vastheid in teekening en kleur en wat meer natuurlijkheid, zou des schilders werken oneindig doen winnen. W.J. Martens, van Amsterdam. Drie tafereelen. De schilderij getiteld: Het dagelijksch brood, stelt een meisje voor, welke met eene koord om het lijf eene boot voorttrekt. Is goed geteekend en schoon van kleur. Il Canto d'Amore verdiende eene betere plaats, en op den buiten mag ook een zeer verdienstelijk werk genoemd worden. J.E. Masurel, van Amsterdam. Een binnengezicht en een provisie-kelder, die met wat al te veel zorg zijn uitgevoerd. J. Maswiens, van Leuven, heeft de koor der kerk van Dixmude zeer getrouw voorgesteld; de achtergrond schijnt ons echter wat al te warm als kleur. L. Mecklenburg, van Munchen, leverde een uitstekend prachtig stadsgezicht, de marktplaats van Verona voorstellende. De gebouwen zijn met de meeste zorg geteekend, keurig geschilderd en tot in de minste bijhoorigheden zorgvuldig uitgevoerd. Het is, in zijnen aard, het schoonste werk der tentoonstelling. Men kan duidelijk opmerken, dat de schilder de bouwkunst ernstig bestudeerde; zijn werk kan tot les dienen aan menigen bouwmeester. C.-U. Meiners, van Oosterbeek. Twee zorgvuldig behandelde en netjes uitgevoerde landschappen. Het bosch van Wolfheze is aangekocht door den weledelen heer baron Julius de Hauff. F.W. Meyer, van Londen. Twee gezichten uit de Ardennen. Eenigszins eentoonig; de dieren missen natuurlijkheid. M. Minne (mej.), van Gent. Een niet onverdienstelijk binnengezicht. E.P. Mirani, van Amsterdam. Drie tafereelen. Al te zorgvuldig uitgevoerd; alles te porseleinachtig. E. Moerenhout, van Antwerpen. Honden en roofvogels die elkander een geveld hert betwisten, is een tafereel dat veel, zeer veel doet verhopen voor den nog jongen kunstbeoefenaar. De heer E. Moerenhout volharde op den ingeslagen weg. De natuur tot gids nemende en de werken van Sneyders en andere meesters raadplegende, kan hij in zijn vak eens eenen schitterenden naam verwerven. Jos. Moerenhout's tafereel, getiteld: Philip Wouwermans | |
[pagina 191]
| |
in zijne uren van verpozing, mist eenheid van kleur over het geheel en de gebouwen op het achterplan laten te wenschen. Wij verkiezen als uitvoering zijn paardenstal. R. Mols, van Antwerpen, is een jong schilder die wezenlijk aanleg heeft; maar die nog ernstig moet leeren teekenen en schilderen. Zijne drie tentoongestelde tafereelen zijn slecht; wij veroorloven ons, het hier onbewimpeld te zeggen, opdat de jeugdige kunstenaar zich niet late misleiden door onverdiende loftuitingen en opvijzelarijen, welke zoo menig aankomend talent van de echte baan helpen, door de jonge kunstenaars de grondstudiën van hun vak te doen verwaarloozen. Monfallet, van Parijs. Drie tafereelen. Aan het hoekje van den haard bevalt ons het meest, ofschoon het zoo min als de twee andere gewrochten des schilders van gemaaktheid vrij te pleiten is. R. Monleon, van Brussel. Een schoon gezicht uit Holland (zeestuk). R. Montgomery, van Antwerpen. 1o De avond in de heide, is schoon van toon, maar wat al te warm van kleur; 2o Omstreken van Schilde, ook goed, maar het water is te donker en niet doorschijnend genoeg. Nr 2 is aangekocht voor de trekking. J. Montigny, van Elsene. Drie tafereelen; de paarden in het bosch missen duidelijkheid; eene regenvlaag is zeer waar weêrgegeven; zoo ook de ploegpaarden, die meesterlijk geteekend zijn; wat meer vastheid in de penseeling zou de werken dezes schilders veel doen winnen. A. Mouillard, van Parijs. Een geschiedkundig tafereel: de Paus Alexander Borgia sterft vergiftigd. Het onderwerp is te theatraal behandeld als samenstelling en mist ook eenheid en samenhang van kleur; dat rood en grijs is te arm; er was, met weinig moeite, als kleur, een veel aangenamer werk te maken; de lucht is te hard. Evenwel bevat het tafereel goede hoedanigheden. E. Moulinet, van Parijs, heeft twee tafereelen, die, als kleur, vuil te noemen zijn. C. Muller, van Parijs. Een zeer prachtig geteekend en allerbest geschilderd tafereel: de oudheidskundige. Deze schilderij is tot in de minste bijhoorigheden gewetensvol en met veel kunde behandeld. F. Musin, van Brussel. Een voor de trekking aangekocht Zeegezicht. De schepen op het achterplan gelden te veel in de werking der schilderij. Kwamen zij wat minder in aanmerking, zou het stuk veel winnen. W.-C. Nakken, van 's-Gravenhage. De reddingsboot, is goed van gedacht en opvatting, doch overdreven als kleur. Des schilders paardenstal is insgelijks wat overdreven, doch wijzer behandeld. G. Navier, van Parijs. Mevrouw de Sauves, voorgesteld aan Hendrik van Navarra, door Katarina van Medicis. Onzes dunkens, moesten de twee ramen veel meer licht op den achtergrond geven; de wezens der personen zijn te plat en de houdingen gekunsteld. De verjaardag, van denzelfden schilder, is, ofschoon de voorstelling treurige aandoeningen opwekt, een boeiend tafereel. In een vertrek zijn eene moeder en eene dochter bij eene tafel gezeten; aan den wand hangt het geschilderd portret van den overleden echtgenoot en vader, en op de lijst is eene kroon geplaatst, welke de op eenen stoel staande zoon, door eene andere gaat vervangen, daar het heden de verjaardag - waarschijnlijk de eerste - van het droevig overlijden is. Dit tafereel, alhoewel veel eenvoudiger dan het eerste, verdient daar ver boven gesteld te worden. Het is aangekocht voor de trekking. L.-A. Neetesone, van Antwerpen, een veelbelovend jong schilder, van wien wij op blz. 189 eene schets mededeelen, stelde een gezicht op de Schelde (bij mistig weder) ten toon, welk goede verdiensten bezit. De weêrga van dit stuk (de toebereidselen tot het vertrek), scheen ons eenigszins hard, maar draagt even als het vorige den stempel van het talent. Wij hopen later gelegenheid te zullen hebben, om breedvoeriger op de werken des heeren Neetesone te kunnen neêrkomen. J.-A. Neuhuys, van Antwerpen. Geschiedkundig tafereel. Preek van Calvinisten op het Laer, bij Antwerpen (1566). Het geheel schijnt, bij het eerste gezicht, wat verward; de edellieden, welke geschaard zijn aan het kraam waar bijbels verkocht worden, vormen het schoonste deel der schilderij; het volk op den achtergrond schijnt ons wat te veel opeengepakt. Overigens is het een zeer ernstig en gewetensvol behandeld stuk. P.-E. Nicolié, van Antwerpen. Wild en vruchten. Als kleur, goed, doch diende wat meer naar de natuur uitgevoerd te zijn. J.-M. Nisen, van Luik, heeft twee prachtige ten voeten uit geschilderde portretten van den heer en mevrouw R.L. De stand van den man is vooral goed; de hand laat te wenschen als uitvoering; het wezen, de kleeding, kanten enz. van mev. R.L. zijn uitstekend verzorgd. J.-H.-J. Nooteboom, van Amsterdam. Twee niet onverdienstelijke, in denzelfden toon geschilderde kleine gezichten uit Zwitserland. C. Oesterley, van Hannover. Twee godsdienstige tafereelen die op het eerste gezicht schijnen in kleur gedrukte printen te zijn. Zij stellen voor: Christus de Vertrooster en de Verrijzenis van Christus. A.-J. Offermans, van 's-Gravenhage. Vier tafereelen, waarvan de waterval het schoonste is. Alleenlijk heeft het wat veel den schijn eene oude schilderij te wezen. Het wintergezicht met molens is ook niet onverdienstelijk, doch mist doorzicht. Zonder dit gebrek, ware het zeer schoon te noemen. A. Ortmans, van Fontainebleau, heeft een prachtig landschap met dieren, getiteld: de morgenstond. J. Ouvrié, van Parijs. Drie tafereelen: het kasteel van Mont-Orgueil, te Jersey, een zeer schoon stuk; St-Goar aan den Rhijn, het water niet doorschijnend genoeg; Etretat, is een allerliefste stukje; de lucht is slechts wat eentoonig blauw. F. Overbeck, van Rome, de sinds lang gekende schilderij uit het museum der academiekers: Jezus, door de Joden verraderlijk op eenen berg geleid. V. Papeleu, van Parijs. Twee landschappen; onbeduidend als samenstelling; de hoeve is schoon van toon en kleur, | |
[pagina 192]
| |
en, onder dat oogpunt beschouwd, meesterlijk behandeld. E. Parez, van Bergen. Een tamelijk goed portret. E. Pascal, van Antwerpen. Vrij goed wintergezicht uit de omstreken van Neufchateau, in de Ardennen. I. Patrois, van Parijs. De gouden leeftijd en de soldaat uit het tijdvak van Lodewijk XIII. Beide zijn zoo goed van teekening als schoon van kleur. J. Pecher, van Antwerpen, meer gekend door tafereelen van grooten omvang, heeft twee allerliefste genre-stukjes: de jonge naaister en een kindje dat zeepblaasjes maakt. Het tweede stuk is wat hard, doch beide zijn zeer aangenaam als opvatting en goed van kleur. Aangekocht door den heer Sils-Duez. C.-F. Phlippeau, van Amsterdam. Een Italiaansch landschap met figuren. Het blauwachtig kleed van het meisje plekt te veel in de lucht en het water; te weinig afwisseling van toon en kleur. C. Piqué, van Brussel. Een visioen der H. Cecilia. Is schoon van kleur. A. Piot, van Parijs. Een jong meisje in het bad. Zeer schoon, zoo van teekening als kleur. Is aangekocht door den heer Muscar. A. Piron, van Antwerpen. Eene schilderswerkplaats. Goed, als kleur; maar wat veel gerammel. J. Platteel, van Brussel. Een koopman in wild. Zeer schoon. Is met de meeste zorg behandeld en in den echten trant der Vlaamsche school geschilderd. Wij hadden gehoopt een tweede tafereel dezes verdienstelijken schilders in de tentoonstelling te zullen aantreffen, namelijk de schilderij hem door den heer Beaumont van Nieuw-York besteld. In dit vooruitzicht, hadden wij naar dit stuk eene plaat doen snijden. Onvoorziene omstandigheden hebben den schilder belet, deze schilderij naar de Antwerpsche pronkzaal te sturen. Het zal onze lezers desniettemin aangenaam zijn, denken wij, deze plaat in ons tijdschrift aan te treffen bladz. 193. Zij zal hun een gedacht en wel een gunstig, volgens wij gissen, van Platteels teruggebleven stuk geven. Het is getiteld: de marktdag, - een tooneeltje uit het leven op het eiland Walcheren. De heer J. Platteel is een oud-leerling van den heer P. Kremer; hij heeft zich in de laatste jaren eene welverdiende faam verworven. A. Plumot, van Antwerpen. Twee zeer lieve tafereelen. Naar de wieg is vooral schoon en met veel zorg uitgevoerd; het stelt eene moeder voor, die haar kind naar de wieg brengt. Dit stuk is voor de trekking en het gezicht op de heide, van denzelfden schilder, door den heer Wilson, consul der Vereenigde-Staten, aangekocht. C. Pockels (mej.), van Parijs, schilderde een katje en een duifje, beide te veel in den toon van sieraadwerk uitgevoerd. E. Post, van Dusseldorf, verdiende eene betere plaats. J. Questiaux, van Antwerpen. Drie tafereelen, die bij dezen liefhebber-schilder van veel vooruitgang getuigen. Vooral zijne hoeve verdient eene eervolle melding. J. Quinaux, van Brussel. Een zeer schoon rivierstuk. Is aangekocht voor de trekking. C. Raffel, van Antwerpen. Het keizerlijke jachtwoud nabij Weenen. Een stuk vol karakter. Slechts zijn de boomen wat zwart en te hoog geplaatst. J. Ravel, van Parijs. Het slecht nieuws. Een zeer gevoelvol stuk. Een edelman, zijne gade en twee dochters zijn in een keurig gestoffeerd vertrek gezeten. Een wapenknecht brengt eenen degen terug, waarschijnlijk de degen zijns gesneuvelden meesters, de zoon des huizes; de moeder valt in onmacht, terwijl de oudste dochter haar om den hals prangt en het kleine dochtertje haar angstig en met verwondering aanblikt. A. Riancho, van Antwerpen. Het gezicht op de Ardennen is veel beter dan de vijver, inzonderheid wat het water betreft. Eerstgenoemd stuk is aangekocht voor de trekking. R. Risse, van Dusseldorf. Twee godsdienstige schilderijen, welke veel te schreeuwend van kleur zijn. H. Robbe, van Brussel. Drie tafereelen: vruchten, rozen, bloemen en vruchten, zorgvuldig en met kunde geschilderd. De rozen zijn aangekocht voor de trekking en zij verdienden deze eer. A. Robert, van Brussel. Eene Italiaansche vrouw met haar kind; de vrouw heeft eene appelcien in de hand, waar het kind naar grijpt. Als kleur, eene prachtige schilderij. Verkocht. F. Robineau, van Parijs. Een jongen en drie meisjes die met een hondje spelen. Over het geheel te grijs van toon. N. Roelofs, van Brussel. Een zeer schoon Hollandsch landschap. Het water diende wat meer geglansd te zijn; het is te veel in den toon der lucht geschilderd. Niet minder schoon is des schilders kleiner tafereel: de boorden eener rivier in Holland. H. Ronner (mev.), van Brussel. Na den maaltijd, is een eigenaardig en goed weêrgegeven tafereeltje: eene kattenfamilie, vermeidende bij eene ledig gesmulde schotel. Rouget, van Parijs. Twee niet onverdienstelijke tafereelen, maar die ons toeschijnen voor het minst 40 jaren geschilderd te zijn. Zij stellen Napoleon I, en Hendrik IV en zijne kinderen voor. J. Roybet, van Parijs. Venetiaansche muzikanten. Machtig van kleur, doch de figuren lossen niet genoeg uit. Rumfels, van Antwerpen. Twee tafereelen met goede hoedanigheden, maar die eigenaardigheid missen, zoo in opvatting als kleur. Daarentegen is de schilderij, getiteld: de zwakken, door het christendom tegen de machtigen beschermd, een zeer verdienstelijk werk. Aangekocht voor de trekking. J. Ruyten, van Antwerpen. Twee stadsgezichten. De uitgang der school is zeer schoon; vooral de jongens, die eenen dronkaard met sneeuwballen werpen, zijn verdienstelijk behandeld. Wij zouden het schoolgebouw wat minder roodgekleurd hebben verlangd. Aangekocht voor de trekking. G. Saal, van Parijs. De ontmoeting, een landschap uit het Zwartewoud, bij maneschijn gezien. Goed weêrgegeven, doch niet aangenaam als kleur. A. Schelfhout, van 's-Gravenhage. Landschap uit de omstreken van Haarlem, bij zonsondergang gezien. Een hoogst verdienstelijk werk. J.-J. Schenkel, van Amsterdam. Vier tafereelen, allen | |
[pagina 193]
| |
zorgvuldig uitgevoerd en schoon van kleur. Het graf van graaf Engelbertus II van Nassau te Breda is vooral schoon. F. Schermers, van Antwerpen. Eene hoeve, van buiten af gezien. Goed als kleur, maar de meid die de kiekens te eten geeft, laat te wenschen als teekening en uitvoering. J.-M. Schmidt-Crans, van 's-Gravenhage. De visschersvrouw. Het wezen en
de marktdag. - tafereel van j. platteel.
de armen der vrouw dienden meer gemodeleerd te zijn. Is overigens schoon als kleur. De steenenwatte rood. J. Schoppe, van Berlijn. De vriend der jeugd: een jong meisje met een' hond, die goed geschilderd is; het overige laat te wenschen, evenals de baadsters. A. Schreyer, van Parijs. Arabisch jager. Paard en jager vallen te veel in den toon der bergen; ook twijfelen wij, of de weg wel breed genoeg is, om den ruiter doorgang te verschaffen. R. Schultze, van Dusseldorf. Gezicht op het meer van Sarnen en op dat der Vier-Woudsteden, is niet zeer gelukkig als opvatting en samenstelling. Men zou het onderwerp, zooals het behandeld is, zeer wel in twee tafereelen kunnen verdeelen. Wat betreft de kleur, is het zeer verdienstelijk. P.-W. Sebes. Een lichtstuk, getiteld: Och, moeder, hoe schoon! Het licht en de schijn zijn te geel. Overigens een zeer aangenaam tafereeltje. Aangekocht door den heer baron Julius de Hauft. H. Sebron, van Parijs. Twee zeer schoone tafereelen, gezichten uit Opper-Egijpte, en twee fraaie waterverfschilderingen. A. Seel, van Dusseldorf: Binnenplaats te Venetië. Mist eenheid en samenhang van kleur; alles schijnt wat hard als uitvoering. A. Serres, van Parijs. Twee prachtige tafereelen. De veroordeeling van Jeanne d'Arc is eene wel opgevatte en zeer schoone samenstelling; de kerk vooral is aangenaam en verheven van toon; de wezens der talrijke aanwezige personen zijn evenwel wat te eenvormig; ook wat te grijs. Het geheel hadde wel eene eenigszins merkelijkere diepte mogen hebben. Deze schilderij mag echter genoemd worden een der beste werken in het geschiedkundige vak welke deze tentoonstelling heeft opgeleverd. Van Dyck en Isabella Brandt is insgelijks eene prachtige schilderij, vooral als kleur. A. Serrure, van Schaarbeeck, heeft vele vorderingen gemaakt; jammer dat hij steeds met zulke onbeduidendeonderwerpen komt. Ed. Seydel, van Dresden. Wij kunnen niet wel wijs worden uit den titel dezer schilderij: Na den goddelijken dienst. Er is afgebeeld een man, die een glas vol schenkt, terwijl een klein meisje, die nevens zich een kerkboek en een paternoster heeft liggen, er zit op te zien. Op den achtergrond, eene meid met een glas en eene flesch. Onbeduidend als opvatting, maar goed als kleur. Moeder en kind is insgelijks goed geschilderd. Smets, van Antwerpen. Een wintergezicht. De kleur en tinten van lucht en ijs zijn te eentoonig. Het huisje is integendeel zeer verdienstelijk. L. Somers, van Antwerpen. De Engelsche koning Karel I en zijne gemalin Augusta verrassen hunne kinderen onder de studie: een geestelijke geeft de vorstentelgen eene zangles. Is, als samenstelling, teekening en schildering, een zeer schoon tafereel. Slechts diende de achtergrond wat donkerder of vaster van toon te zijn. Men ziet er, om zoo te zeggen, door. De leer- | |
[pagina 194]
| |
meester, van denzelfden schilder, is een priester met twee kinderen. Ook dit tafereel mag als samenstelling en uitvoering schoon genoemd worden. De houding der personen is allerbest getroffen. Aangekocht voor de trekking. Een monik in bespiegeling, als uitdrukking vol waarheid; maar de in al de werken van den heer Somers overheerschende grijsheid van kleur, is hier vooral zichtbaar. H. Sonderman, van Dusseldorf. Stil, zusterken slaapt! is eene zeer lieve en aangename samenstelling, op de volgende wijze uitgedrukt: De moeder is bezig met spinnen, terwijl een kindje in de wieg ligt te slapen; een jongen en een meisje treden binnen met trom en fluit en moeder doet hun teeken geen gerucht te maken. De uitdrukking der moeder, de houding der kinderen is met kunde weêrgegeven en ook is alles puik geteekend en fiksch geschilderd. C. Soubre, van Luik. Een geschiedkundig tafereel: Terechtstelling van den oud-burgemeester (van Luik) Pieter de Bex. Deze schilderij doet ons door samenstelling, teekening en kleur herinneren aan de romantieke school van voor 25 jaar, iets wat niet belet dat het werk van den heer Soubre dezen schilder wezenlijk tot eer verstrekt. Behoort aan den baron R. de Lambertz. Des schilders Herder der Ardennen bevalt ons minder, ofschoon de schapen vooral goed geschilderd zijn. C. Springer, van Amsterdam. De Altstadtmarkt te Brunswijk en het gezicht in de Tabaksstraat te Enkhuizen zijn twee zeer zorgvuldig uitgevoerde stadsgezichten. Het tweede tafereel is aangekocht door baron Julius de Hauff. J. Starck, van Brussel. De gevangenen der inkwisitie door het volk van Sevilla verlost. Te dramatisch voorgesteld; er is te veel spel in; wat meer rust in het geheel der samenstelling aangebracht, zou deze schilderij veel doen winnen. Is goed geschilderd, evenals Starck's tweede tafereel, dat onbeduidend is als gedacht. J. Stobbaerts, van Antwerpen, heeft een hond die wezenlijk goed geschilderd is; de achtergrond der schilderij is wat eentoonig. Het stuk heeft overigens eene slechte plaats bekomen. De heer Stobbaerts heeft ongelijk soms in andere vakken te willen schilderen; hij moest zich aan de dierenschildering houden; hij kan zich in dat vak eenen wezenlijk schoonen rang verwerven. Zijne roeping, wij zijn er van overtuigd, is dierenschilder te zijn. B. Stortenbeker, van 's-Gravenhage. Een zeer fraaie zonsopgang, in eene weide gezien. G. Strybos, van Antwerpen. Zijne door eenen wolf vervolgde schapen zijn veel te hard geschilderd en het tafereel mist harmonie van kleur. De (bij onstuimig weêr) van de kudde afgedwaalde schapen zijn veel beter. Eigendom van den heer H. van Heurck. J. Tavenraat, van Rotterdam, heeft een zestal werken tentoongesteld; wij wijzen den palm toe aan zijne ondergaande zon. Herman Ten Kate, van Haarlem. Het teekenen der voorloopige vredesvoorwaarden is eene zeer aangename en gelukkige samenstelling; als gewoonlijk bij dezen meester, is het stuk zeer rijk van kleur. De werking is evenwel wat te veel verdeeld; dat geel, achter op den muur en boven tusschen den trap, is al te warm van toon. Ware dit wat zachter, zou er meer samenhang van kleur zijn en daardoor ook, zou het tafereel nog veel winnen. M. Ten Kate, van Amsterdam. De liefderijke buurvrouw is eene zeer gemoedelijke schilderij. Het wintert; als een lijkkleed bedekt de sneeuw de aarde; in het op de schilderij zoo behagelijk afgebeeld alleenstaande huisje, schijnt geneeskundige hulp en nog al meer te worden vereischt; want men ziet de goedige vrouw uit de buurt op het woningsken afkomen, met eenen korf waarin een apothekersfleschje staat, terwijl zij tevens eenen ezel voortstuwt die met eene wieg beladen is. De op het voorplan afgebeelde kinderen zijn goed teruggegeven, vooral het jongetje dat met den hond speelt. Het achterplan wijkt niet genoeg; maar over het geheel mag deze schilderij een puik gewrocht worden genoemd. F. Thessel, van Dresden. Twee zeer schoone landschappen. Één verkocht. P. Theys, van Seneffe. Over den moeielijken weg, waarop twee paarden eenen wagen, met eenen zwaren boom beladen, voorttrekken, diende wat meer licht en lucht te stroomen. Is over het geheel wat zwart. Hangt zeer slecht. L. Tydtgat, van Gent. Laatste hoop der moeder van Mozes. Een schoon tafereel als kleur, vooral voor een jong schilder. Deze schilderij laat ons voor den heer Tydtgat zeer veel verhopen. Aangekocht voor de trekking. L. van den Berghe, van Antwerpen. Gezicht op de boorden van den Rhijn. Zeer zorgvuldig gedaan. De voorstelling behoorde echter iets of wat gestoffeerd te zijn. Er is op heel de schilderij geen levend wezen te ontwaren. Hier, zou goed van pas kunnen aangewend worden een spreekwoord dat voor eenige jaren bij de schilders in zwang was: ‘De pest heeft daar geheerscht.’ E. van den Bosch, van Brussel. Bloemen en vruchten. Schoone samenstelling. De rozen vooral zijn prachtig uitgevoerd. E. van den Bussche, van Antwerpen. De werken van dezen voor eenige jaren zoo veelbelovenden jongeling, hebben ons diep bedroefd. Als zulke werken de vruchten zijn die men uit den grooten prijskamp van Rome trekt, dan zouden wij er maar spoedig de afschaffing van vragen. Gelukkiglijk zijn al de uitkomsten niet zoo ongelukkig. De wezenlijk geniale aanleg van den heer van den Bussche hadde ons nogtans zooveel voor hem doen verhopen, doch ongelukkiglijk is de inderdaad talentvolle jongeling verder met zijnen geest dan met zijne handen. Hem ontbreekt practijk van teekenen en schilderen, grondige kennis der beginselen van het eigenlijk ambacht der kunst. Als hij den moed heeft, zich, van de meet af aan, weêr op het aanleeren daarvan toe te leggen, dan is zijn talent misschien nog te redden. Wat met van den Bussche geschiedt, is voor academiebestuurders eene groote les. Dat zijn de gevolgen der lessen van zekere leeraars, wier onderwijskunst hoofdzakelijk bestaat in grootspraak te voeren en hunne leerlingen holle woorden en onhoudbare stelsels voor te redeneeren, terwijl zij de practische zijde, dit ambacht der kunst, waarvan wij zoo even spraken, verwaarloozen. Het spijt ons | |
[pagina 195]
| |
het te moeten zeggen, maar het door van den Bussche tentoongestelde portret is vuil van schildering en verders slecht onder alle betrekkingen. De laatste kus is, als kleur, iets beter, maar van de schilderij, als schilderij beschouwd, dat is genomen over haar geheel, moet gezegd worden dat zij is een betreurenswaardig gewrocht. Moge van den Bussche, die toch nog jong is, den moed hebben zich gewetensvol toe te leggen op ernstige studiën, meer te teekenen en te schilderen naar de natuur of goede models, zijn talent minder aan schrijvelarijen en afgetrokkene tijdvermoordende bespiegelingen verspillen, dan is er voor hem misschien nog eene toekomst als schilder te verwachten. Wij hopen, dat hij het zal doen en het zal ons een waar genoegen, eene oprechte blijdschap zijn, - zoo voor den jongen schilder als voor de kunst, - zijnen terugkeer van het verkeerde door hem ingeslagene pad, te mogen waarnemen en aanstippen. C. van den Daele, van Antwerpen, is al te steenachtig rood van kleur, maar toch iets beter dan naar gewoonte. C. van der Eycken, van Leuven. Gezicht op Triberg. De waterval is wat te pluimachtig en het geheel te veel met eene porseleintint overtogen. Overigens vrij netjes. P. van der Velden, van Rotterdam. Gezicht op de Leuvehaven. Eene prachtige samenstelling. De schepen en huizen zijn goed geteekend; maar alles wat hard. J.-F. van de Venter, van 's-Gravenhage. Boschachtig landschap met watermolen. Het voorplan is zeer schoon; maar de uitvoering der koe en rustende jongen laat te wenschen. De boomen op het tweede plan zijn te hard tegen de lucht, waarin niet genoeg vlucht is. P.-T. van Elven, van Parijs. Gezicht op eene kerk te Augsburg. Is goed van kleur, maar wat al te veel wit; ook is het geheel niet genoeg afgewerkt. Het gezicht op de Arno te Florencië is te grijs. A. van Everdingen, van Utrecht. Een zeer fraai landschap uit de omstreken van de stad zijner inwoning. In zijn Geldersch landschap, bij oogsttijd, is de lucht te hard en smelt niet genoeg samen. Ook diende het stuk wat meer gestoffeerd te zijn. R. van Haanen, van Weenen. Een schoon landschap bij zomeravond. Eene Hollandsche vliet en landschap, bij maanlicht gezien, is eene zeer fraaie schilderij, welke aangekocht werd door den heer Cruysmans. Em. van Heemskerck van Beest, van 's-Gravenhage. Eene zeer treffend en hoogst waarheidsvol teruggegevene redding van schipbreukelingen. Jos. van Hoey, van Mechelen. Gezicht op de Graanmarkt, te Mechelen, in de XVIIIe eeuw. Is een der goede stadsgezichten der tentoonstelling. B.-J. van Hove, van 's-Gravenhage. De St-Baafskerk, te Haarlem, bij winterdag, van buiten gezien. Wat eentoonig en te wolachtig van kleur. J. van Imschoot, van Brussel. Een tafereel uit den Boerenkrijg (1798), volgens het werk van Hendrik Conscience. Er is veel beweging in de samenstelling, doch de werking schijnt ons te zeer verdeeld. Wij zien met genoegen dat schilders hunne onderwerpen in de vaderlandsche geschiedenis zoeken. J. van Keirsbilck, van Brussel. De eerstgeborene is een zeer zorgvuldig behandeld tafereel, welk ook als kleur de beste verdiensten heeft. De moeder is vooral gevoelvol uitgedrukt; maar de trapzaal en de uitvoering der bouwkundige gedeelten zijn niet verstaan. De schilder zou wel doen, in dergelijke voorkomende gevallen, bouwwerken te raadplegen of tot gids te nemen. L. van Kuyck, van Antwerpen. De stal eener afspanning, in de omstreken van Lier. Een waarlijk prachtig gewrocht, zooals deze uitstekende meester het overigens gewoon is. Het tafereel behoort den heere C.-A. Downing, van Parijs. E. van Leeuw (mej.), van Evere, bij Brussel, heeft een bosch geschilderd dat eene betere plaats verdiende dan het in de pronkzaal bekwam. J. van Luppen, van Antwerpen. Gezicht op Moyland, bij Kleef, is een zeer schoon landschap, met oneindig veel zorg en kunde geschilderd; misschien is het wel wat al te frisch van kleur; boomen en bladeren schijnen om zoo te zeggen ieder afzonderlijk te zijn afgewasschen, vooraleer den schilder ten voorbeelde te hebben gediend. Desniettegenstaande mag met volle recht gezegd worden, dat van Luppen's schilderij een der schoonste landschappen der huidige tentoonstelling is. Eigendom van den heer J. Bennert, van Antwerpen. Eug. van Maldeghem, van Brussel, is op de tentoonstelling vertegenwoordigd met het godsdienstig tafereel waarvan wij hebben melding gemaakt, toen wij, dezes schilders overlijden deden kennen: de H. Maagd en het kind die, van engelen omringd, aan Simon Stock verschijnen. Is eene zeer verdienstelijke schilderij die met eere zal pronken in de kerk van Denterghem, voor dewelke zij door het Staatsbestuur besteld werd. Em. van Marcke, van Sevres. Zijne huis- of stalwaarts keerende kudde, vormt eene verdienstelijke schilderij als kleur; het water en de dieren zijn goed behandeld, doch het tafereel bezit niet genoeg doorzicht. De veehoeder diende ook beter geteekend te zijn. A. van Muyden, van Brussel. De gelukkige moeder is zeer gevoelvol afgebeeld; maar de schildering te veel gelikt. J. van Regemorter, van Antwerpen. Drie jaren geleden hebben wij, na gemeld te hebben dat hij sinds meer dan eene halve eeuw aan de tentoonstellingen deel nam, opzichtens dezen schilder de volgende bemerking gemaakt: ‘Het verwondert ons dat men nog nooit iets van dezen meester aangekocht heeft, daar er nogtans leden van het bestuur zijn die bijna bij iedere gelegenheid een hunner tafereelen voor de loting weten te plaatsen.’ Wij hebben met genoegen gezien, dat het bestuur der maatschappij er rekening heeft van gehouden, door reeds van kort na de opening der tentoonstelling des schilders schoenmaker aan te koopen. Deze schilderij kwam dan ook ruimschoots dit voorrecht toe. Zij mag, even als de twee geburen, een zeer verdienstelijk tafereel heeten. Het portret, door van Regemorter tentoongesteld, is mede zorgvuldig uitgevoerd. H. van Seben, van Brussel. Twee tafereelen. De Huwelijks-toebereidselen, voorgesteld door twee kinderen, die eene bruids- | |
[pagina 196]
| |
kroon vlechten, is van de beide stukken het schoonste als opvatting, samenstelling en kleur. H.A. van Trigt, van Dordrecht. Het bedorven kind, zoo schoon en waar uitgedrukt als geschilderd. L. van Ysendyck, van Brussel (een zoon van den zoo gunstig gekenden meester Antoon van Ysendijck). Zijn tafereel, Ismaël en Isaac voorstellende, is schoon van kleur; de teekening laat hier en daar te wenschen. Overigens is de kunstenaar op de goede baan. Zoo voortgaande, zal hij eenmaal mogen optreden als de waardige opvolger zijns vaders. Cam. Venneman, van Brussel. De rarekijkkas is een eigenaardig en zorgvuldig geschilderd tafereel, dat schoon is als kleur, maar waaraan evenwel eenige porseleinachtigheid mag worden verweten. De twee vrouwtjes, de goochelaar en zijn jongen, zijn goede toonbeelden in het vak. Behoort aan den heer L. van Loy, van Schaarbeek. Reinaart de Vos, is insgelijks schoon van kleur, doch de wezens van den man en de vrouw zijn te veel in denzelfden toon geschilderd. Eigendom van den heer P. de Beys, van Antwerpen. Ch. Venneman, vader, van Antwerpen, handhaaft, met zijnen bespieder, zijne lang gevestigde faam. R. Venneman (mej.). Gezicht op den omtrek van St-Denys, bij Gent. Verdienstelijk als kleur, maar de koppen der dieren laten te wenschen als teekening. Het wachten is beter, zijnde dit stuk daarbij aangekocht voor de trekking. L. Veranneman, van Poperinghe, leverde een eigenaardig opgevat, maar niet zorgvuldig genoeg bewerkt tafereel in zijne schilderij getiteld: het repetitie-horloge. L. Verboeckhoven, zoon, van Gent. Een Vlaandersch landschap, dat te veel in den grijzen toon vervalt en welks lucht al te arm van tint is. F. Verheyden, van Brussel. Drie prachtig geschilderde en welgelijkende portretten. Verhoeven-Ball, van Antwerpen, diende de natuur meer te raadplegen bij zijne werken. Dit mag vooral gezegd worden opzichtens zijne wildverkoopster. C. Verlat, van Antwerpen. Vijf tafereelen, die allen met talent zijn uitgevoerd en een gemak van penseeling aanduiden zooals men er maar weinig aantreft. De sterkste boven is vooral geestig behandeld, goed geteekend en fiksch geschilderd. De gelukkige bezitter dezer schilderij is de heer van der Donck, van Brussel, welke heer ook eigenaar is van de schilderij getiteld: de zieke man (waarin men algemeen den Grooten Turk en de Westersche mogendheden - zijne geneesheeren) heeft willen ontdekken. De H. Maagd, het kind Jesus en de H. Joannes is een goed geschilderd tafereel, doch waarin niet genoeg godsdienstig gevoel ligt besloten. Daarbij schijnt de H. Joannes niet in de samenstelling te huis te behooren. De algemeene vlucht, eene herinnering aan Fontainebleau, achten wij 's meesters roem onwaardig. L. Vermote, van Kortrijk. Een godsdienstig tafereel: Maria en de welbeminde discipel aan den voet des kruises. Mist uitdrukking. De O.-L.-Vrouw is niet zonder verdienste; maar het geheel is niet aangenaam als kleur. W. Verschuur, van Haarlem. De paardenmarkt en paarden bij winterdag zijn beide zeer schoon en met veel zorg uitgevoerd. P.G. Vertin, van 's-Gravenhage. Eene straat in het Jodenkwartier te Amsterdam en de vischmarkt te Utrecht. Er ontbreekt in beide tafereelen vastheid van teekening en schildering; in beide stukken heerscht te veel gerammel en gekletter van kleur. Tusschen de verschillende tinten en toonen bestaat niet genoeg verband. E. Verveer, van 's-Gravenhage. Zijn tafereel, getiteld: zeemansweezen, is niet zonder verdiensten, wat betreft de opvatting. De jongen die op de zee staart is keurig geteekend en geschilderd; maar de vrouw en de overige kinderen zijn wat smodderig van kleur. Vervloet (mej.), van Mechelen. Doode natuur, wat al te zorgvuldig van uitvoering; de hangende lijster is zeer waar teruggegeven. V. Vervloet, leeraar aan de academie van Mechelen. Drie tafereelen: de Jezuïetenkerk, oude verblijfplaats van Margaretha van Oostenrijk te Mechelen, de Fonteinengang, insgelijks te Mechelen, zijn zeer schoon en warm van kleur. Niet minder verdienstelijk is het gezicht op het inwendige der kerk van Layo van Albano, in de Romeinsche-Staten, dat ook zeer zorgvuldig geteekend is. F. Vinck, van Antwerpen. Zijn gezicht op de Meir te Antwerpen, in de XVIIIe eeuw, is nog al eigenaardig; er is verwarring in de grondplannen maar niet zeer aangenaam als onderwerp en samenstelling. Het bevat echter schoone deelen. Ook de ontrouwe schildwacht is geen onverdienstelijk stuk; maar het achterplan is veel te hard, de lucht valsch van kleuren de natuur niet genoeg geraadpleegd, vooral bij de armen van het meisje. J.-G. Vogel, van 's-Gravenhage. Twee zeer schoone gezichten op de heide in de omstreken van Arnhem. Een dezer schilderijen is aangekocht voor de trekking. A. von Werner, van Parijs. Het dertigste verjaarfeest, gevierd in het werkhuis eens schilders, is, als geest en opvatting, een der boeiendste stukken der tentoonstelling. Een tuil van distels en doornen, een pak sigaren op een teekenbord, een tabakszak, een prachtig uitgevoerd diploma, waaraan, bij wijze van zegel, een apothekersdoosje hangt, maken de geschenken uit, den kunstenaar bij zijn verjaren, aangeboden. Hij zelf rookt heel wijsgeerig eene sigaar. De fluitspeler is zeer geestig opgevat; maar de vroolijke makker, die zich in een hansworstenpak heeft gestoken, is overdreven, vooral als kleur. Zijn rood kleed doet zeer veel kwaad, aan geheel het tafereel; wij hopen, voor den persoon wien de schilderij zal ten deel vallen bij de trekking, voor welke zij is aangekocht, dat de heer von Werner, met eenige penseelstreken, den hansworst eene pij moge verschaffen, wier kleur wat minder schreeuwend zij dan rood. Luther, voor den kardinaal Cajetan, is ook een zeer verdienstelijk werk, doch Luther heeft eene te opgeblazene houding. Geheel de voorstelling heeft iets gemaakts en van de scharlaken kardinaalskleeding kan, voor deze schilderij, gezegd worden, wat wij schreven opzichtens den roodrok van het vorige tafereel. | |
[pagina 197]
| |
M. Vos (mej.), van Arnhem. De korenaren, veldbloemen enz. smelten te veel samen met het zinnebeeld. Het tweede stuk dezer schilderes, doode natuur, is beter, hoewel het wild eenigszins meer verzorgd hadde kunnen wezen en de bierkan en roomer wat minder naar voren hadden moeten komen. J. Wagner, van Antwerpen. In hunnen hof, is een goed tafereel, getuigende van de groote vorderingen die deze schilder gemaakt heeft. Vader rookt zijne pijp en de meid gaat de koffie zetten; het oudste dochtertje heeft brood gehaald; aan het jongste zoontje, dat op vaders knie zit, reikt moeder eenige bloemen. Het alles is zeer lief en zorgvuldig bewerkt. Aangekocht door den heer Ch. de Smet, van Gent. De goede overeenkomst, van denzelfden schilder, is aangekocht voor de trekking. Op dit schilderstuk is afgebeeld een jeugdig paar onder het drinken van een glaasje Rhijnschen wijn. Het hoofd van het meisje plekt te veel in den te groenen achtergrond. E. Wallays, van Brugge. Binnengezicht van de St-Jacobskerk aldaar. Te koud, te hard en te eentoonig van kleur. Het tweede kerkgezicht van dezen schilder is beter. In de groote zaal van het gerechtshof te Brugge is het tafelkleed te vinnig rood, zoo rood, dat de figuren er door benadeeld worden. C. Wauters, van Brussel. De boetende Magdalena. Er ontbreekt ruimte in deze schilderij. C. Webbs, van Dusseldorf. De herbergpolitiekers. Een zeer schoon tafereel, waarvan de bijhoorigheden vooral goed bewerkt zijn. Th. Weber, van Parijs. Het onweder, een gezicht op de kusten van Bretagne is een schoon tafereel, maar het water en vooral de lucht zijn te groenkleurig. Het gezicht op de baai van Douarnenez is wat droog van kleur. B. Weiser, van Antwerpen. Dezes meesters beide tafereelen zijn al te kleurig; alles is te schoon en te fijn voor landelijke voorstellingen, waarin alleen boeren en boerinnen optreden. J. Weissenbruch, van 's-Gravenhage. Zijn dorp in de duinen is zeer waar teruggegeven; men ziet duidelijk dat hier de natuur op den voet gevolgd is, ofschoon dit in ieder geval niet voldoende is voor eenen kunstbeoefenaar; de kunst moet de zaken die zij voorstelt veredelen, anders mist zij ten deele het verhevene doel harer strekking. De heer Weissenbruch zou dezen stelregel wel eens mogen overwegen. F. Willems, van Brussel. Zijne waarzegster is zeer netjes geschilderd, maar de vrouw die de kol komt raadplegen en bij haar is neêrgezeten, laat te wenschen. J.-B. Wittkamp, van Antwerpen. De terugkeer van den kruisvaarder is wezenlijk schoon en machtig van kleur. De kruisvaarder stort een dankgebed ten hemel, voor zijne behoudene terugkomst. - Het door den heer Wittkamp tentoongestelde portret is te groot voor het doek. J. Worms, van Parijs. Zijne Aragonsche herbergmeid is te smodderig geschilderd. Ed. Wouters, van Brussel. De kerkgang is eene zeer aangename en wel opgevatte samenstelling; maar zij mist waarheid als kleur. Aangekocht voor de trekking. A. Wüst, van Antwerpen. Gezicht op de vallei van Fromsoë, in Finmarken. Het voorplan maakt eene grootsche samenstelling uit, doch vervalt te zeer in den zwarten toon, zooals het achterplan te hard mag genoemd worden. R. Wuyts, van Mechelen. Tegen den avond in de Ardennen. De boomen zijn zeer zorgvuldig geschilderd, maar het water mist natuur; het is te wit. F. Ziem, van Parijs. Stamboul's oude wallen, gezien van de zijde der Marmarschezee. Is te veel gedopt; maar overigens schoon van toon en kleur, evenals des schilders landschap uit Camargua, op de boorden der Rhone. L. Zuccoli, van Rome. Kaarters in de afspanning. Te veel wit en grijs; maar de uitdrukkingen zijn verdienstelijk. De verlatene vrouw is al te overdreven voorgesteld, als onderwerp te onbepaald.
Tusschen het tachtigtal tentoongestelde beeldhouwwerken, stippen wij de volgende zeer verdienstelijke aan: E. Aertsens, van Schaarbeek. Eene plaasteren groep: Onvoorzichtigheid. F. Berger, van Parijs. Een plaasteren standbeeldje: gedenkenis van het weesmeisje. Deze kunstenaar verdient des te meer lof wegens zijnen verdienstelijken arbeid, dat hij de kunst slechts kan beoefenen in de uren van rust, na het afdoen van dagelijksche, niet uitsluitend tot de kunst behoorende beroepsbezigheden. J. de Braekeleer, van Antwerpen. Een welgelijkend marmeren portret van wijlen den heer Kets, oud-bestuurder der Antwerpsche dierengaarde; model van het grafteeken van Jos. Lies; de jonge visscher en een borstbeeldje van de H. Julia. (De beide laatste in plaaster.) P.-Jos. de Cuyper, van Antwerpen. Een marmeren Mariabeeldje. Het beeld der vrouw is wat zwaar; maar het kind is zeer lief behandeld. Leonard de Cuyper, van Antwerpen. Een zeer keurig bewerkt marmeren beeld: de Kanadische vrouw (waarvan reeds vroeger door ons werd melding gemaakt). G. de Groot, van Brussel. Drie plaasteren portretten van groote verdiensten. P. de Vigne, van Leuven. Zeer schoone portretten in half verheven beeldwerk. Het marmeren standbeeldje: Ira Angelico, is zeer lief. Jos. Ducaju, van Antwerpen. Het marmeren borstbeeld van Z.M. den koning en een insgelijks marmeren standbeeldje, voorstellende een jong meisje die uit het bad getreden is. De catalogus vermeldt onder den naam van Ducaju het door dezen meester vervaardigde standbeeld van Teniers, waarnaar wij eene plaat zullen doen etsen, zoodra het voetstuk zal voltrokken zijn. L. Dupuis, van Antwerpen. Twee welgelijkende plaasteren borstbeelden; vooral dat van den heer J. Thielens, verdient eene vereerende melding. G. Geefs, van Brussel. Des meesters welgelijkend marmeren borstbeeld en Genoveva van Braband, eene prachtige wit marmeren groep, beide toebehoorende aan het museum der academiekers, welke daaraan twee goede aanwinsten gedaan heeft. | |
[pagina 198]
| |
A.-C. Kiss (overleden in 1865). De schoone groep: eene amazone die zich verdedigt tegen eenen tiger, die haar paard aan de borst heeft geklampt, ook behoorende aan het museum der academiekers. G. Leurs, van Antwerpen. Een wolf, door eenen jongen herder geveld en de op zijn nest gevangen vogel (beide plaaster). Zeer te roemen. P. T' syen, van Doornik; standbeeldjes: de jonge beeldhouwer en de jonge schilder. Het borstbeeld van Samson is niet breed genoeg behandeld. J. van Arendonck, van Antwerpen. Gij zult niet doodslaan. Dit half verheven beeldwerk, dat nevens het borstbeeld van den koning van Pruisen hangt, is een der geniaalste beeldhouwwerken der tentoonstelling. Wij hopen dat de verdienstelijke beeldhouwer, over wien wij reeds dikwijls gelegenheid hadden in verschuldigden lof uit te weiden, gevolg zal geven aan zijn voornemen, om afgietsels van zijn meesterlijk gewrocht op ruime schaal verkrijgbaar te stellen. Dezelve verdienen eene eereplaats in alle huizen. van den Kerckhove. De drie beeldhouwers van dezen naam, allen te Brussel gevestigd, Godfried, Jozef en Lodewijk, leverden stukken die met recht onder de verdienstelijke mogen gerekend worden. Zoo ook de heeren van der Linden, van Leuven, Aug. van Engelen, van Lier en F. Vinck, van Antwerpen.
Wij betreuren dat onze ruimte ons niet veroorlooft uitvoerig te gewagen over de plaatsneê, de kunstteekening en de waterverfschildering, in zooverre zij op de tentoonstelling vertegenwoordigd waren. Verscheidene voortbrengselen in deze vakken mochten wezenlijke sieraden van de pronkzaal worden genoemd. Tusschen de geteekende portretten moeten wij nogtans melding maken van die van R.-E.-J. Roeterinck van Harlingen en Hudert Meyer van Antwerpen.
Op 5 October, daags vóór de sluiting, legden HH. MM. de koning en de koningin, vergezeld door den heer gouverneur der provincie en den heer burgemeester der stad Antwerpen, een bezoek in de tentoonstelling af, alwaar een aantal personen vereenigd waren. De heer J. Cuylits heeft de eer gehad de doorluchtige bezoekers te verwelkomen. De koning droeg het uniform van generaal; de koningin een prachtig toilet; haar shawl was groen met gouden bloemen doorweven. Men merkte op, dat H.M., als oorringen en als broche, droeg een fijn gewerkt schilderspalet, waarop de kleuren door edelgesteenten waren vervangen. Bij de omwandeling in de tentoonstelling werden, voor zooveel noodig, door de heeren Cuylits, voorzitter der maatschappij en N. de Keyser, bestuurder der academie van schoone kunsten aan HH. MM. uitleggingen en inlichtingen gegeven, betreffende de kunststukken die het voorrecht genoten de aandacht der vorstelijke personen meer bijzonder te boeien. De volgende kunstbeoefenaren werden aan Z.M. voorgesteld: Jacob-Jacobs, J. Bellemans, J. Ruyten, J. van Regemortel, P. Kremer, J. de Braekeleer, L. Somers, A. Böhm, J. Geefs, Ch. Venneman, vader, H. Dauriac, F. Vinck, Ed. Serrure, laureaat in den wedstrijd van klassieke bouwkunde, E. Dujardin, J.-B. Huysmans, J. Ducaju, L. van Kuyk, de Bruycker en Godebski-Servais. De koning heeft den wensch uitgedrukt dat de heeren Nicolié, Lagye en Lamorinière, hem zouden voorgesteld worden; maar deze heeren waren toevallig niet aanwezig. Op 11 November had de trekking der tombola plaats. De heer Ed. Rigelé, de volieverige secretaris der maatschappij, bracht bij deze gelegenheid verslag uit over de werkzaamheden van het afgeloopene jaar. Het spijt ons, door plaatsgebrek buiten staat te zijn, het belangwekkend verslag van den heer Rigelé in zijn geheel te kunnen mededeelen. Na de oorzaken te hebben opgesomd welke deze tentoonstelling, onder meer dan een oogpunt, in ongunstigere omstandigheden deden plaats hebben dan vroeger gehoudene, - de wankelbare staatkundige toestand in Europa, de Parijzer wereldtentoonstelling, de groote hofrouw, enz., - zegde de heer Rigelé hoofdzakelijk het volgende: ‘Z.M. de koning heeft voor onze tombola zooveel loten genomen als voor de tombola der laatste tentoonstelling van Brussel. Het rijk heeft zijne tusschenkomst bepaald bij het gewone hulpgeld voor de gravuur en het nemen van 400 loten. Verders heeft het niets aangekocht of geene enkele eervolle onderscheiding toegekend aan de tentoonstellers. Echter is zulks, volgens men uit eene goede bron verzekert, slechts eene kwestie van tijd, en weldra zal het Staatsbestuur den kunstenaars de belooningen toestaan, welke verscheidene hunner zonder twijfel hebben verdiend. De provincie en de stad hebben der tentoonstelling hunne getrouwe en edelmoedige medewerking verleend. Alles bijeengerekend, had de maatschappij rechtstreeks ten behoeve der kunstenaars omtrent twaalf duizend franken minder uit te geven dan in 1864. Aan het koopen van stukken, bestemd om verloot te worden, hebben wij slechts 48,000 fr. kunnen besteden. Dank aan de vermindering op de prijzen, toegestaan door de kunstenaars, zijn wij er in gelukt, 49 schilderstukken, twee marmeren beeldhouwstukken, een houten beeldhouwwerk, eene waterverfschildering en een veertigtal proeven van gravuren te vereenigen. Behalve de aankoopen voor de tombola, werden, door de tusschenkomst der commissie, 83 kunstwerken verkocht. Tot hiertoe was dit cijfer nog niet bereikt geworden.’
Hiermede besluiten wij ons tamelijk breedvoerig, hoe zeer nog onvolledig overzicht der tentoonstelling. Toen wij de moeilijke taak, die wij thans voleinden, op ons namen, stelden wij het ons tot eenen stalen regel, bij onze bescheidene oordeelvellingen nooit uit het oog te verliezen de rechtvaardige welwillendheid, waarop ieder gewetensvol werker aanspraak maken mag. Wij gelooven, dat wij van dien regel niet afgeweken zijn. Wij hebben woorden van lof, - ook woorden van afkeuring geschreven; wij hebben gezegd wat wij schoons, wat wij goeds vonden aan de kunststukken waarover wij hebben | |
[pagina 199]
| |
gehandeld; doch wij hebben ons tevens zeer dikwijls, en dikwijlder dan wij het wel zouden gewenscht hebben, in de gelegenheid gezien, afwijzingen te moeten maken. Bij dit alles - en wij hopen dat geen der belanghebbenden daaraan een oogenblik zal hebben getwijfeld - zijn wij oprecht te goeder trouw geweest. X.Y.Z. |
|