zijn naar hunne sloep terug te keeren. Maar vele wilden hebben waterdichte laarzen aan, en het is de Engelschen onmogelijk eenen inval te voorkomen. Vooral de vrouwen, die men niet ruw wil behandelen, beklimmen het vaartuig en nemen alles weg wat zij vinden. Eene van haar grijpt het kompas, dat men alle moeite heeft haar weder te ontnemen. Eindelijk, nadat die geheele troep voorzien en tevreden was, keeren de blanken naar hun schip terug, gevolgd door de kleine kano's der wilden. Een hunner, die op het punt was te verdrinken, wordt door de Engelschen opgehaald, die, om hem te verwarmen, hem brandewijn geven. Hij drinkt er van, hij drinkt zooveel tot dat de tranen hem over de wangen loopen, en toen verzocht hij om water. In het kort, men scheidt als goede vrienden. ‘Die stam, zegt de kommandant Mac'Clure, is een verstandig, sterk, goed gebouwd en zijndelijk ras. Het is jammer dat men niet meer pogingen in het werk gesteld heeft om die menschen te beschaven en het is te hopen, dat de tijd niet meer ver af is, waarop die belangwekkende volksstammen, aan de heidensche duisternis, waarin zij verkeeren, ontrukt zullen worden.’
Als mede in verband staande tot de ontdekkingen aan de Noordpool, gelooven wij hier melding te mogen maken van het onlangs uitgegevene bericht, volgens welk bij de academie van Stockholm eene kaart van den Spitsberg ingediend is. Die kaart werd op de plaatsen zelve vervaardigd, ondanks de groote moeilijkheden, die onvermijdelijk verbonden zijn aan zulke onderneming. Er zijn twee opvolgende reizen naar de Noordpool noodig geweest om daarin te gelukken.
Aldus heeft men kunnen schatten dat de Lindstrom, hoogste kegel der bergketen, 1000 meters hoog was, en vaststellen dat de minste laag van de sneeuw die eeuwigdurig op den Spitsberg ligt, ongeveer 457 meters dikte heeft.
De Spitsberg is gelegen tusschen de 76 en 80 graden noorderlengte (150 mijlen hooger dan Lapland) en vormt een kussen met Groendal en de kusten van Siberië rond de zee, welke men denkt de Noorderpool te omringen. De bergen, steeds bekroond met sneeuw en ijsvelden of gletschers werpen van verre eenen glans van zich af, gelijkende aan dien der volle maan. Op dien mantel van eenvormige witheid dringt hier en daar de roode kleur door van onmetelijk groote klompen graniet, die schitteren als eene vuurmassa. Van af het dek eens vaartuigs is het gezicht buitengewoon indrukwekkend.
In die streken duurt de nacht zes maanden, wel is waar herhaaldelijk verlicht door een bleeken glans der noorderlichten. Omstreeks het einde der maand Maart, bij de nachtevening der lente, komt de zon terug; hare schijf verschijnt eerst aan den gezichteinder; zij verheft zich vervolgens, maar met eene majestatische langzaamheid, steeds in het gezicht blijvende.
Na drie maanden tijds dringt de warmte eindelijk een weinig in het bevrozen land. De teer der schepen smelt af in de zonnestralen en nogtans ziet men slechts een klein getal planten opschieten, onder andere de renonkels en koornbloemen. De waters krielen van reusachtige zeegrassen en gewassen; zekere soort heeft tot 200 voet lengte. De mos vormt weiden van het schoonste aanzien.
De zeehonden jagen de schelpdieren en andere kleine visschen in die waterbosschen. De vereenigde walrussen verwarmen zich gezamenlijk met hunne zeer groote tanden in het ijs geklemd. De walvisch blaast het water zeer hoog door zijne windgaten. De wraakzuchtige witte beer achtervolgt al wat leeft.
Zoodra de noorderdag eindigt, vertrekken deze dieren, langs ongekende streken, naar Amerika of Azië.
Merkwaardig is het, aldaar aanzienlijke hoeveelheden vlottende bosschen te zien, die zich in de baaien van Spitsberg verzamelen en er de gansche uitgestrektheid van vullen.
De zeelieden ontschepen onder den 80n graad. De pool is 250 graden verder.
De heeren Duner en Nerdenskiold denken dat men, met een verbeterd stelsel van sneeuwsleden, tot aan die ongenaakbare streken zou geraken.
Ten slotte zij hier nog aangestipt dat, volgens wordt gemeld, een vijftigtal voorname Franschen, geenszins afgeschrikt door het vreeselijk lot der Franklin-expeditie of door dat van zoo menigeen zijner voorgangers, eene onderneming hebben op touw gezet ter ontdekking van de Noordpool.
De heer Gustaaf Lambert, vroeger leerling aan de polytechnische school te Parijs, thans verbonden aan den Franschen waterstaat, stelt zich namelijk voor, de Noordpool te bereiken langs een nimmer beproefden weg. Zijn ontwerp is in Frankrijk gunstig opgenomen, en eene inschrijving is geopend.
Zoodra er voor eene som van 600,000 franken zal zijn ingeschreven, zal de onderneming voortgang hebben.
De markies de Chasseloup Laubat, voorzitter van het Fransche aardrijkskundig genootschap en voorstander van de bedoelde expeditie, heeft eenen brief ontvangen van den secretaris van het kabinet des keizers, waaruit blijkt, dat keizer Napoleon eene som van 50,000 franken ter beschikking gesteld heeft, om de kosten van dezen tocht te helpen bestrijden.
Er wordt ook nog gemeld dat door Engeland, Pruisen en Frankrijk eene gezamenlijke poging tot ontdekking van de Noordpool gaat gedaan worden.
Volhardende middelmatigheid is hooger te achten en ontegensprekelijk veel nuttiger dan talentvolle onstandvastigheid.