Sterrenregen.
Verwacht tusschen 12-14 November 1867.
Op bladz. 183, jaargang 1866, heeft de Vlaamsche School een tamelijk breedvoerig opstel gegeven, over de vallende sterren in 't algemeen en, in 't bijzonder, over den sterrenregen die in den nacht van 13 November 1866 in Europa zichtbaar is geweest.
De ooggetuigen van dit natuurwonder zullen zeker, al werden zij ook honderd jaar oud, de pracht van dat heerlijk schouwspel nimmer vergeten.
Welnu, het schijnt dat de sterrenregen van 13 November 1866 maar de voorbode is geweest van eenen veel prachtigeren dergelijken regen, die tusschen 12 en 14 November aanstaande door de sterrekundigen te gemoet gezien wordt. Wij verhaasten ons, de aandacht van het publiek daarop te vestigen. De kans, van zulk natuurtooneel bij te wonen, is wel een paar slapelooze nachten waard. Wij behoeven dit gewis niet te zeggen voor degenen die den sterrenregen van 1866 zagen; wij behoeven dat evenmin voor degenen die dezen onvergelijkelijken regen niet zagen, maar die van ooggetuigen hebben gehoord hoe onbeschrijfelijk schoon hij was. Hoevelen, die den 13n November 1866 rustig slapende hebben doorgebracht, zouden 's anderendaags, toen zij hoorden wat er te zien was geweest terwijl zij sliepen, niet tegen grof geld dien nacht hebben willen terugkoopen, om hem ditmaal beter waar te nemen! En hoevelen hebben niet den 14n en 15n November daaraan volgende gewaakt, in de hoop dat er nog wat gouden regen zou gekomen zijn, maar - voor ditmaal was de kans verkeken.
Wij hebben gemeld, dat de sterrenregens tamelijk regelmatig om de 33 jaren terugkomen. De slapers van 13 November 1866 schijnen zich echter niet wanhopig te moeten maken, want (zooals wij zegden) de sterrekundigen kondigen eenen nieuwen sterrenregen aan, die zou plaats hebben tusschen 12 en 14 November toekomende. Oppassen is dus de boodschap.
Wij zullen ons bepalen bij deze berichtgeving en vooralsnu niet verder over de vallende sterren uitweiden. Uitweidingen dààrover, zullen beter te pas komen, wanneer de uitkomst de voorspellingen der sterrekundigen zal hebben bewezen. Onze lezers kunnen overigens ons voormeld opstel (blz. 183 en volg., 1866) terugzien. Het behelst zeer wetenswaardige bijzonderheden. Onder andere is er in aangestipt, dat de lichtende lichamen van buiten uit de wereldruimte in onzen dampkring schijnen te komen. In den nacht van 12-13 November 1833 vielen, in Noord-Amerika, op eene plaats, gedurende den tijd van negen uren, op zijn minst 240,000 sterren, als sneeuwvlokken te zamengedrongen.
Betrekkelijk den nu verwachten sterrenzwerm, schreef de onsterfelijke A. von Humboldt rond 1850:
‘De scherpzinnige Olbers was geneigd de terugkeering der groote verschijning, waarbij de vallende sterren met vuurbollen gemengd, als sneeuwvlokken vielen, eerst tegen den 12-14 November 1867 aan te kondigen.’
Kennis kan niet zonder moeite en ijver worden verkregen. Om zuiver water te bekomen, moet men diep graven; doch komt gij eenmaal aan de bron, zoo verheft zij zich en komt u te gemoet.