De Vlaamsche School. Jaargang 13(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Wat is deugd? Met lang gezicht, benepen mond, Ter kerke heên te spoeden, Terwijl wij in des harten grond Én haat én laster voeden; Dat is geen deugd: Maar vroolijk, hartig, rond en blij En God en menschen eeren, Vergeten 't onrecht, en daarbij Den haat uit 't harte weeren; Is ware deugd. Eens anders feilen overal Aan allen rond te dragen, En van zijn eigen deugdental Aan ieder te gewagen; Dat is geen deugd: Maar op zijn eigen deugd, gedrag Zich nimmer te beroemen, En 's anders fouten, waar men mag, Met liefde te verbloemen; Is ware deugd. Te spreken met gevoel van 't lot Der min bedeelde menschen, Terwijl men met zijn mindren spot En hun durft kwaad te wenschen; Dat is geen deugd: Maar tegenspoed, en ramp, en druk Van andren af te wenden; Verheugd te zijn om hun geluk, Hen bijstaan in ellenden; Is ware deugd. Het is voorzeker edel, braaf, Een' vriend goedgunstig wezen; Doch maakt men hem daarom tot slaaf, Moet hij ons daarom vreezen; Dan is 't geen deugd: Maar weldoen, wijl het God gebiedt; Geen dank, noch loon verwachten; En dankt ons deze vriend soms niet, Hem toch niet minder achten; Is ware deugd. P. Vierhout. Antwerpen. Vorige Volgende