Jaar- en levensgetijden.
De lente, met haar lief en zoet,
Is als de frissche kinderjaren;
Zij print in 't hart en hoop en moed,
Dat, onbewust van rampgevaren,
Zich reeds met hersenschimmen voedt.
De zomer, hel van vreugde en glans,
Is als de jeugd vol gloed en leven;
De zonne schittert aan den trans;
Men ziet alom de blijdschap zweven
En 't jonge hart droomt feest en dans.
De herfst is als de middentijd
Van 's levens reistocht hier op aarde:
Hij is aan zachte rust gewijd;
De mensch beseft zijn nietge waarde,
En ziet de vlucht des tijds met spijt.
De winter, met zijn naakte veld,
En sneeuw en vorst en koude dagen,
Gelijkt den grijsaard, steeds ontsteld,
Die wenscht: weldra worde ik ontslagen
Van 't leven dat voortaan mij kwelt;
Ik zie met innig welbehagen,
't Uur, op 't welk mijn ziel ten Hemel snelt!....
Aaltre, 1867.
Het is beter het gevaar te gemoet te gaan, dan het af te wachten. Een schip op de kust kiest bij storm de open zee, om eene schipbreuk te voorkomen.