Over de weegschaal.
Dit werktuig, bestemd om het gewicht van een lichaam te bepalen, bestaat hoofdzakelijk uit eene
balansstaaf (of balk) L R M, - waarvan de twee gedeelten R L en R M, den naam van
balansarmen dragen, - en uit twee schalen die aan het einde dezer armen hangen. De balansstaaf rust in haar middenpunt R, bij middel van een scherp gedeelte,
mes genaamd, op eenen zuil of in twee openingen van eene gaffel
(balansscheer) die men met eenen haak aan een vastpunt hecht. Buiten het middenpunt, is er nog aan elk einde der balansstaaf een
ander mes, op welks scherp de schaal vrijelijk hangt. Aan het bovenste en middenste gedeelte der balansstaaf, is eene rechtstaande of rechtdalende naald, die juist in het midden der gaffel, of op de verdeeling
o van eene cirkelbogige maat, geplaatst is, wanneer de balans eene horizontale richting heeft.
Om het gewicht van een lichaam te bepalen, legt men het in eene der schalen, en in de andere schaal eene genoegzame hoeveelheid bekende gewichten, tot dat de balansstaaf eene horizontale richting wederkrijge, of ten minste tot dat de naald gelijk slingere langs beide kanten van o; alsdan is het beloop der gewichten de juiste uitdrukking van de zwaarte des te wegen lichaams. Men ziet gemakkelijk dat de weegschaal niets anders is dan een hefboom der eerste soort, en daarom ook zijn deszelfs wetten haar gansch toepasselijk.
Verscheidene voorwaarden worden vereischt tot de juistheid eener weegschaal en tot derzelver geschiktheid om het kleinste verschil in het gewicht aan te duiden. Vooreerst moet de balans op haar rustpunt zeer weinig wrijving ondergaan, iets dat men bekomt door het scherp van het stalen middenmes op eene stalen plaat te laten rusten; ten tweede moet de afstand van de hechtingspunten der schalen tot het middenpunt der balansstaaf onveranderlijk blijven, niettegenstaande de beweging van het werktuig; want indien deze afstand kon veranderen, dan zou er dit gevolg uit voortspruiten dat de gewichten op hefboomarmen die van lengte veranderen, zouden werken, en derhalve verschillige uitkomsten te weeg brengen. Men voldoet aan de vereischte voorwaarde met ook de schalen op het scherp van een stalen mes te laten rusten. Eene derde voorwaarde niet min noodzakelijk, is dat het zwaartemiddenpunt der weegschaal een weinig lager geplaatst zij dan het rustpunt
der balansstaaf. Indien het zwaartepunt boven het rustpunt was 1, dan zou het geval voorkomen, van hetgeen wij genoemd hebben
onstandvastig evenwicht, vermits door de kleinste sligerbeweging dit zwaartepunt moet dalen: zulke balans is dus niet geschikt om in evenwicht te blijven. In het geval dat het zwaartemiddenpunt zich met het rustpunt vermengde 2, dan zou het evenwicht
onverschillig zijn, dat is te zeggen dat de balansstaaf in evenwicht zou blijven in verschil-