gemelde voorwaarde van evenwicht op verschillige wijzen vervuld wordt, gelooven wij nog eenige verdere aanmerkingen te moeten doen.
a b is een uurwijzer, vrijelijk beweegbaar rond zijne spil
a. Hier kan het evenwicht niet bestaan, tenzij het zwaartemiddenpunt M zich op de richtlijn
b c bevinde; diensvolgens kan de wijzer maar twee standplaatsen hebben, de eene volgens de
rechtstaande lijn
a b boven het spilpunt
a, de andere volgens de lijn
a c. In het eerste geval zegt men dat het evenwicht
onstandvastig is, daar de wijzer, van de richtlijn
a b verwijderd, cirkellijnig nederdaalt tot dat hij in de richting
a c gekomen zij, en nooit uit eigene kracht tot zijne vorige plaats kan terugkomen; in het tweede geval is het evenwicht
standvastig, vermits de wijzer, van zijne standplaats links of rechts verwijderd, gedurig geneigd is om op dezelve terug te komen en eindigt met ze weêr te bekleeden; daaruit volgt dat het zwaartemiddenpunt gedurig zoekt in standvastig evenwicht te zijn. Als ander voorbeeld van deze gedurige neiging, zullen wij nog het volgende aanhalen.
A B is eene hellende vlakte, R eene
ronde houten schijf, op welker kant K een stuk uitgehakt is, waarvan de opening vol lood gegoten wordt; het zwaartemiddenpunt zal dus in M niet zijn, maar wel in de nabijheid van K; de schijf R moet derhalve naar de hoogte der helling rollen tot dat het punt K zoo laag gedaald zij als mogelijk, dat is tot dat de schijf in D gekomen is.
Voor lichamen die met twee of meer punten op eene vlakte rusten, kan het evenwicht niet blijven bestaan, dan voor zooveel de richtlijn van het zwaartemiddenpunt tusschen den omtrek der steuning besloten zij; dus hoe grooter deze omtrek is, hoe meer het zwaartemiddenpunt van plaats kan veranderen, zonder dat het lichaam valle; dagelijksche verschijnsels komen dit grondstelsel bevestigen; doch om hier geene duisternis in den geest des lezers te laten, zullen wij een bijzonder voorbeeld aanhalen. Als een vrachtwagen op eenen zijdelings hellenden weg rijdt, is het zwaartemiddenpunt der vracht tusschen den omtrek der steunpunten of wielen besloten. Ook kan de wagen dan niet omvallen; doch zulks zoude gebeuren indien de wagen te hoog beladen was, en wel bijzonder met zware goederen: want alsdan zou de richting van het zwaartemiddenpunt zich buiten den omtrek der steunpunten bevinden.
Men begrijpt licht dat het zwaartemiddenpunt van een geheel stelsel, zooals dit van het menschenlichaam, menigmaal van plaats verandert door vrijwillige bewegingen, waarbij deszelfs gedeelten verplaatst worden. Ook zou de mensch het even wicht niet blijven behouden, indien hij, uit natuurlijke neiging, den omtrek der steuning volgens noodzakelijkheid niet vergrootte, met zijne voeten zijdelings of rechtwaarts van elkander te verwijderen. Dit dient bijzonder in aanmerking genomen te worden door beeldende kunstenaren, indien zij niet gevaar willen loopen beelden te maken, welke, om niet te vallen, zouden moeten onderschraagd worden. De hier onderstaande
afbeeldingen, aan den
Cours de Statique van onzen landgenoot den heer kolonel Dandelin, ontleend, schijnen ons daarop een voldoende voorbeeld te geven.
Dr F.-J. Matthyssens.