met vlaggen versierde straten, naar het stadhuis begeven, waar de heer burgemeester eene redevoering heeft uitgesproken die de geestdrift van al de aanhoorders heeft opgewekt. Hij zegde onder andere: ‘Men mag het niet vergeten, de muziekkunst moet zich vrij kunnen ontwikkelen. Ik wil zeggen dat men den kunstbeoefenaar geene taal mag opdringen, die de zijne niet is. Aan de Vlaamsche toonkundigen moet men de Vlaamsche taal laten en de dag van heden bewijst ons eens te meer, dat onze moedertaal zich zoo wel plooit tot het uitdrukken der zoetste gevoelens als tot de meest manmoedige geluiden. Indien zij geschikt is om de teederheid uit te drukken, is zij ook geschikt om de vrijheid te bevestigen.’ De redenaar besloot zijne toespraak met het betuigen van den wensch dat de heer Waelput de voetstappen mocht drukken van Gevaert, Benoit en Miry, en hij herinnerde dat de schrijver van de woorden der cantate, de heer Karel Versnaeyen, ook een Gentenaar is, zoodat de stad Gent, in dezen prijskamp, drie harer zonen had zien bekroonen, namelijk de heeren Waelput, van Gheluwe en Karel Versnaeyen.
In het lokaal der Melomanen heeeft een buitengewoon schitterend feest ter eere van den heer Waelput plaats gehad.
Ten slotte zij nog eene treffende bijzonderheid van deze feestviering aangehaald. De muzikanten der Kulders, die ook in den stoet waren geweest, hadden opgemerkt dat de heer Miry, de leeraar van den gevierde, geen bloemtuil had. Zij hebben zich er een bezorgd en hem aan den heer Miry doen aanbieden door een kind, welk hierbij de volgende woorden uitsprak: Aan den meester van den meester. De heer Miry heeft het kind omhelsd en de Kulders wegens hunne hoffelijkheid bedankt.
- Wedstrijden der koninklijke Maatschappij van schoone kunsten en letteren te Gent, 1867-1868.
1o De geschiedenis der Vlaamsche en Fransche letterkunde in het graafschap Vlaanderen, sedert het einde der XVe eeuw (tijdstip waarop de verhandeling ophoudt die door de maatschappij in 1853 is bekroond) tot de XVIIe.
De schrijver zal den volledigen gang dezer dubbele letterkunde naspeuren, en, des noodig, met bijvoeging zijner eigene waardeeringen, de gelijktijdige oordeelvellingen over de werken, in zijne verhandeling aangehaald, in overzicht nemen; hij zal levensbijzonderheden over de schrijvers mededeelen. Prijs: eene gouden eermetaal van 400 fr.
2o De geschiedenis en beschrijving der burgerfeesten in Vlaanderen, namelijk van diegene waarbij stoeten, kavalkaden, oefeningen en plechtige intreden van broederschappen, alsmede kampstrijden en vertooningen van maatschappijen van rhetorika, zich opdeden. Prijs: een gouden eermetaal van 200 fr.
3o De geschiedenis van de goudsmederij en drijfkunst in de voormalige Nederlanden (Hollandsche en Belgische provinciën) tot op het einde der XVIIIe eeuw. De verhandeling moet van ten minste tien teekeningen vergezeld zijn. Prijs: een gouden eermetaal van 400 fr.
4o Overzicht van den oorsprong en de ontwikkeling der houtgravuur in Nederland en België, tot op den huidigen tijd. Prijs: een gouden eermetaal van 200 fr.
De werken moeten in het Vlaamsch of Fransch opgesteld worden. De schrijvers zullen in notas de boeken en oorkonden vermelden die zij geraadpleegd of gevolgd hebben. Stipte aanhalingen. De bekroonde werken worden den eigendom der maatschappij; wanneer zij in haar tijdschrift verschijnen, zullen de schrijvers er 50 overdrukken van kunnen ontvangen. Van de ingezondene handschriften kunnen de schrijvers, op hunne kosten, afschriften bekomen. De stukken moeten aan den heer Edm. de Busscher, secretaris der maatschappij, vrachtvrij, voor den 15n Juli 1868 toegezonden worden.
Brugge. - Verschenen bij L. Beyaert-de Foort: Une page d'histoire de l'ancien couvent des FF. Mineurs Capucins de Bruges, par le R.P. Célestin de Wervicq, provincial de l'ordre, etc.
Namen. - De heer E. Dupont heeft eene beschrijving geleverd van wat er gevonden is in het dusgenaamde Magritahol, gelegen op 26 meters boven de Lesse. Buiten een aantal mammouthgebeenten, waarvan vele scherp toeloopende punten hebben, is het belangrijkst ontdekte stuk een rendierhoorn, waarop eene uitgeholde teekening staat. Al deze overblijfselen uit den voor geschiedkundigen tijd werden zorgvuldig verzameld.