Eene wandeling in de tweejaarlijksche tentoonstelling van St-Nicolaas.
Laat ons beginnen met te zeggen - want niet van alle tentoonstellingen kan dit gezegd worden - dat onze tentoonstelling, geopend in de luchtige, ruime zalen onzer academie, allerbest is ingericht, en daarop terstond, zonder verdere inleiding, ons overzicht aanvangen.
Beschouwen wij het eerst van al, de welgelijkende, karaktervolle beeltenis van den heer Ridder de Schoutheete de Tervarent, geschilderd door A. de Wilde, eersten leeraar aan onze academie. De persoon is goed weêrgegeven. Vergeleken aan wat de heer de Wilde in dat vak voortgebracht heeft, houden wij dit portret voor een der beste, welke wij van hem te zien kregen. De houding is goed begrepen, maar de gelaatstint beviel niet aan de personen die den Ridder de Schoutheete kennen. Verders merken wij op dat de ondervest wat min wit zou moeten zijn, en de streep der broek niet zooveel in den toon vallen van den grond, die warm en krachtig geschilderd is. Overigens is de beeltenis met de grootste zorg behandeld, zeer fijn afgewerkt tot in de minste deelen, in een woord het is een der schoonste, fijnste, zuiverste beeltenissen die tentoongesteld zijn. De eerste leeraar onzer academie heeft bewijzen geleverd, dat hij zijn penseel meester is, en dat de raadgevingen in het schildervak, die hij aan de oude leerlingen gegeven heeft, goede vruchten dragen, bewijst de beeltenis van onzen burgemeester, door P. van Havermaet.
Moeten wij ontleden wat er als meestertoets, als natuurweêrgeving, als uitdrukking, als modeleering, kracht en samenhang in hetzelve vervat is? Neen, iedereen erkent dat de heer burgemeester juist getroffen is. Wij hadden evenwel gewenscht, dat het op het doek voorkomende eiken kasje naar de natuur geschilderd ware. Dat is bijzaak, hoor ik al zeggen, maar bijzaken die waarheidvol teruggegeven zijn, zullen veel bijdragen om het geheel te verheffen. Van Havermaet, door uwe werkzaamheid en uwen ingeboren kunstsmaak, hebt gij eene beeltenis voortgebracht die in de eerstkomende Antwerpsche tentoonstelling, naast de gewrochten van oudere meesters met trotschheid zal mogen pronken. Gij zult uwe geboortestad, St-Nicolaas, met eere vertegenwoordigen.
De twee jonge kinderen, door denzelfde, schijnen ons niet levend genoeg. Zij schijnen ziekelijk, iets wat in de werkelijkheid wel niet het geval zal wezen. Zij zijn overigens met gemak geschilderd, en het zal, denken wij, den schilder niet moeielijk vallen, den gelaatstoon der kinderen eene gezonde kleur te geven.
Frans de Wilde, gewezen leerling aan onze academie, heeft vier schilderstukken tentoongesteld, die met zorg geschilderd en geteekend zijn, doch die voor een publiek zoo als het onze den indruk niet kunnen maken, dien zij zouden teweegbrengen op een volk dat meer in de kunstwereld zich beweegt, en eene kunstontwikkeling bekomen heeft.
De twee halflijvige mannenstudiën, naar de natuur, zijn goed van teekening; de ontleedkunde is goed begrepen, de houding en den algemeenen samenhang zijn goed in acht genomen.
De Kinderliefde is een tafereel dat niet van verdiensten ontbloot is; lief geteekend, bevallig vooral is het kindje; maar vruchteloos zoeken wij er een gedacht, eene eigenaardige opvatting in. Het schijnt ons eene navolging van den eenen of anderen meester, eene gemaakte schildering te zijn. Eigenaardigheid in alles, ziedaar het ware kenmerk van eenen kunstbeoefenaar, onverschillig in welk vak. Ieder mensch, ieder volk, hebben zeden, andere gewoonten en gebruiken. Geene twee wezens, die, door een onuitlegbaar wonder der natuur, op den aardbodem zich bewegen, gelijken aan elkander, zoowel van de stoffelijke als ideale zijde beschouwd. Van daar, de verschillende schilderscholen. De navolging kan nooit geprezen worden (in kunstzaken wel te verstaan).
De kinder- en moederliefdes zijn zoo dikmalen geschilderd en geteekend in alle gekende schilderscholen, dat het ons bijna onmogelijk schijnt op dit stuk iets oorspronkelijks, iets wat nog niet gezien werd, voort te brengen.
Als men dan toch liefde wil schilderen en samenstellen, is de natuur er niet rijk genoeg aan? Voor iemand die het hart en den geest ontwikkeld heeft, voor iemand die denkt, en hij die niet denkt kan nooit meesterstukken voortbrengen, zijn er onderwerpen genoeg! Ja, meer dan men wel op een menschenleven zou kunnen schilderen of teekenen. De liefde tot den Schepper, voor den evenmensch, de vrijheid, de kunst, den roem, de wetenschap, de dichtkunst, de bouwkunde, de schilderkunst, enz., levert die geene schoone, verhevene onderwerpen genoeg, om het hart van hem, die met het heilig kunstvuur bezield is, te ontvlammen en hem werken te doen scheppen, die ieders bewondering opwekken?
Ons schijnt ook nog, dat de natuur te weinig door onzen jongen kunstschilder geraadpleegd is. Wat minder ruwe palettoonen, meer navolging van de natuur in het houtwerk, en het tafereel, met zijne overgoede hoedanigheden, zou oneindig winnen, en den kunstschilder plaats doen nemen bij de schilders die de Antwerpsche schilderschool vereerd hebben door hunne werken.
Hoe zullen wij zeggen, welken goeden indruk op ons werd teweeggebracht door Caps tafereeltje: een Aprilvisch? Allen die het zagen hebben het bewonderd, en te recht: onze jonge talentvolle kunstschilder is met vlugge stappen op de zoo moeielijke kunstbaan vooruitgegaan. Door aanhoudend te arbeiden en waar te nemen wat in de natuur voor een kunstschilder op te merken is, zal de jonge kunstenaar van dag tot dag vooruit streven, en eens meesterstukken voortbrengen die met eere naast de gewrochten onzer oude meesters zullen mogen prijken. Studeeren, de natuur waarnemen, om daarna, met palet en borstel gewapend, uit te drukken wat men alreeds in het hoofd heeft, en in het hart voelt. Dit zijn, zoo wij ons niet vergissen, de grondbeginsels volgens welke Cap arbeidt, en die grondbeginsels en manier van werken moeten wel goed zijn, te oordeelen naar zijn tafereeltje, dat, gemakkelijk geschilderd, lief getoetst, goed van kleur, en vooral met geest en opvatting is weêrgegeven. Er is zeer veel gedacht in: alles wat in dat kamerke staat, moet er zijn om het onderwerp uit te drukken;