Over de wig.
Men geeft den naam van wig aan het hier
neven afgebeeldde werktuig. Het wordt gebruikt om hout te klieven, en deszelfs werking is gelijk aan die der hellende vlakte. Inderdaad, de twee helften van den driehoek A B C, gescheiden door de rechtstaande lijn D C, kunnen als twee hellende vlakten, tegen elkander leunende, beschouwd worden. Het is tegen deze vlakten dat de gedeelten
e en
f van het hout dat men wil klieven, geplaatst zijn, terwijl er op den kop A B der wig met eenen hamer geslagen wordt. De richting der macht is dus evenwijdig aan de lijn A C; ook is hier de betrekking van macht tot last of wederstand, gelijk aan die van het beloop der lijnen A D en D B tot het beloop der hoogten A C en C B der wig, zoodat de vermogens der macht vergrooten naarmate de kop der wig minder breed is.
Alle snijdende werktuigen zooals: bijl, mes, scheer, nagel, zaag, enz., moeten als eene wig aanzien worden, daar hunne werking volgens dezelfde wetten geschiedt.
Dr F.-J. Matthyssens.