De Vlaamsche School. Jaargang 13
(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijHet kiemvermogen der zaden.De mensch, die zich met den landbouw bezig houdt, ondervindt dikwijls behoefte om het kiemvermogen der zaden te onderzoeken, die hij gekocht heeft, of die hem te koop worden aangeboden, of wel die door hem zelve geoogst, reeds zoo oud zijn, dat hij twijfelt dezelve nog met vrucht te kunnen zaaien. Er bestaat een eenvoudig middel om zich van het kiemvermogen der zaden te vergewissen. Dit middel veroorlooft tevens eene belangwekkende werking der natuurkrachten na te gaan en waar te nemen. Het ligt in ieders bereik zich daarvan gemakkelijk te overtuigen. Wij gaan eene beschrijving geven van wat er tot dat einde moet gedaan worden. Zulks zal ettelijken onzer lezers misschien in het afdoen hunner zaken nut aanbrengen en onzen jongen lezers raden wij aan, uit liefhebberij, de proef te nemen van wat volgt. Wij zijn verzekerd dat zij hun belang zal inboezemen en leiden tot overweging van de wonderen der natuur. Men legt op den bodem van een schoteltje twee bevochtigde lapjes niet te dun laken, op elkander. Men strooit over deze een onbepaald getal korrels, van het zaad welk men aan de proef wil onderwerpen. Deze moeten zoo dun gezaaid worden, dat zij niet met elkander in aanraking komen. Vervolgens dekt men | |
[pagina 65]
| |
deze met een derde stukje laken, aan beide eerste gelijk en evenzeer bevochtigd. Men zet het schoteltje op eene matig warme plaats, b.v. op eenen schoorsteenmantel of in de nabijheid eener kachel. Ziet men nu de volgende dagen, dat het bovenste stukje laken droog begint te worden dan giet men hierop een weinig water, zoodanig, dat de drie stukjes gelijkelijk bevochtigd worden. Maar daar de korrels ongetwijfeld zouden verrotten, indien zij onder water waren gedompeld, in plaats van eenvoudig bevochtigd te zijn, drage men zorg, na het opgieten, het schoteltje een weinig op zijde te houden, opdat het water dat door het laken niet opgeslorpt wordt, afloope. Om elken dag den gang na te gaan van het zaad, terwijl het zwelt, als het ontkiemt of zich met schimmel bedekt, zooals dit binnen weinige dagen geschiedt bij degene die hun kiemvermogen verloren hebben, is het voldoende het bovenste stukje laken op te lichten. Langs dezen weg kan men zeer goed nagaan, of men oud zaad met nieuw vermengd heeft, want het laatste ontkiemt spoediger. Men kan oordeelen of de helft of drie vierde gedeelten van het zaad, dat men bezigt, kiemt, en de landbouwers kunnen, naar verhouding, de hoeveelheid ter zaaiing vergrooten. Vele zaden, zooals: klaver, luzerne, latuw, enz., vertoonen hunne kiem reeds den derden dag, maar zoolang op het buitenste zaadhuidje zich geene schimmel vertoont, behoeft men aan kiemvermogen niet te wanhopen. Het is overigens gemakkelijk zich zekerheid te verschaffen omtrent den toestand der zaden, die zich twijfelachtig voordoen; door namelijk een of twee korrels tusschen de vingers te kneuzen, ziet men of de kiem verrot of nog zuiver is. In het laatste geval moet men de kieming afwachten. |
|