Sterfgevallen.
De Vlaamsche letterkunde heeft andermaal een gevoelig verlies ondergaan, door het afsterven van den heer Paul Goossens, den 30n Maart in nauwelijks 38-jarigen ouderdom te Antwerpen overleden. De heer Goossens was een zoo verdienstelijk als edelhartig man en zijn afsterven dompelt niet slechts zijne gade en zijn kroost in diepen rouw; maar zal ook allen die met den overledene omgang hebben gehad lang doen treuren. Zoo braaf een echtgenoot, zoo goed een vader als hij was, zoo beproefd en rechtzinnig een vriend was hij. Wij hadden de eer hem onder de medewerkers van ons tijdschrift te tellen. Onder andere waren de in den jaargang 1866 (op bl. 29, 41 en 88) medegedeelde Kijkjes in het natuurleven door hem bewerkt. Goossens was een vriend van de natuur, wier geheimen door hem met voorliefde werden bestudeerd. Het Antwerpsch kruidkundig genootschap ontvalt in hem een zijner beste leeraars. In den loop zijns levens heeft de heer Goossens aan vele tijdschriften en jaarboeken eene zoo belanglooze als kostbare medewerking verleend. 't Is een trek van zijn stil en zedig karakter, dat hij zijne bijdragen, hoe zij dan ook te roemen waren, weinig of nooit onderteekende met zijnen naam. De begrafenis van den heer Goossens heeft den 2n April plaats gehad, onder eenen zeer grooten toeloop van vrienden en bekenden. De kist werd van uit het sterfhuis tot aan de St-Willebrordskerk, waar de lijkdienst plaats had, gedragen. De hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren Dillen, Ceulemans, Mathot en van Meersch. Er werden twee lijkreden aan het graf uitgesproken: door de heeren E. van Herendaal en du Moulin (van Herenthals).
- De beroemde schilder P. Cornelius, is op 6 Maart te Berlijn overleden. Hij was in September 1787 te Dusseldorf geboren. Zijn eerste werk (de schilder was toen pas 19 jaren oud) welk verdient genoemd te worden, is de schildering van de koepel der kerk van Neuss. Na te Rome te hebben gaan studeeren, kwam hij naar zijn vaderland terug en voerde te Munchen eene reeks muurschilderingen uit, waarvan de ontwerpen veelal aan de oude godenleer zijn ontleend; doch zijn wezenlijk nationaal en oorspronkelijk werk zijn zijne talentvolle teekeningen uit het Nevelingenlied. Cornelius was vooral groot door zijn scheppend vernuft; als kunstenaar was hij eerder een teekenaar dan een schilder. Voor een paar jaren waren te Brussel en te Antwerpen van Cornelius teekeningen uit den Apocalypsus tentoongesteld. Cornelius was lid van de Antwerpsche academie.
Peter von Cornelius heeft een aanzienlijk vermogen nagelaten dat voor het grootste gedeelte aan zijne jonge weduwe, eene Romeinsche vrouw, vervalt. Deze zal waarschijnlijk naar hare geboorteplaats terugkeeren. Voor het huis bij de Brandenburgsche poort, dat Cornelius bewoonde en dat koning Friedrich Wilhelm IV voor hem deed bouwen, bekomen de erfgenamen 20,000 thlr. van den Staat, en behoudt deze de wereldberoemde kartons van den kunstenaar, hetgeen bepaald was tijdens den bouw van het huis.
- De geleerde wereld verkeert onder den treurigen indruk van eene droeve tijding, rond de helft der maand Maart ontvangen. Volgens berichten van daar, zou de beroemde reiziger dr Livingstone op zijne wetenschappelijke reis in Afrika vermoord zijn geworden door eene bende Maziten, aan de westzijde van Nyassau, in Augustus 1866. Een neger zou den reiziger met eene bijl den nek hebben doorgehakt en van zijn eskort zou slechts één man, die de tijding heeft overgebracht, ontsnapt zijn. De Engelsche overheden hebben nasporingen bevolen, doch men vreest dat de tijding maar al te echt zij.
Livingstone werd geboren in 1817, te Blantyre, nabij Glasgow. Nauwelijks 10 jaren oud, werd hij in eene katoenspinnerij geplaatst, waar hij, door uiterst spaarzaam te zijn, er in gelukte gelds genoeg bijeen te verzamelen om, tijdens de wintermaanden, de leergangen te volgen in het collegie van Glasgow. Vervolgens kwam hij weder in de spinnerij. Door het collegie der geneesheeren van de stad, ontving hij eenigen tijd daarna den graad van licentiaat. Toen hij 23 jaren oud was, scheepte hij zich in voor Zuid-Afrika, en, in 1843, vestigde hij zijne woonst in de vallei van Mabotza, waar hij het evangelie predikte. Op weinigen tijd was hij er in geslaagd zich zeer gemeenzaam te maken met al de verschillende tongvallen van het land. In 1849 begaf hij zich voor de eerste maal naar het Noorden, en na meer dan 300 mijlen doorloopen te hebben kwam hij aan op de boorden van het meer Ugami. In 1851 trok hij voort tot aan Sebitone, en ondekte alsdan eene vruchtbare landstreek, welke bewoond werd door een zeer zachtaardig volk. In 1852 ondernam hij zijne derde expeditie. Na ongehoorde pogingen te hebben aangewend, bereikte hij de Portugeesche statie Sint-Paulus van Loanda, nabij de kusten van Afrika. Ofschoon hij ziek was, doorkruiste hij het Afrikaansche vasteland in zijne gansche uitgestrektheid, en, in Mei 1856, kwam hij aan te Quilimand. Gedurende meer dan 20 jaren heeft Livingstone schier onafgebroken in Afrika gereisd, veel merkwaardigs nopens dit werelddeel ontdekt en de aardrijkskunde en de andere daarmede in verband staande wetenschappen met eenen schat van belangrijke waarnemingen verrijkt.