Het gevonden zakboekje.
- Moeder, zeide John Clary, die juist van het spelen met Tom Jackson t' huis kwam, Tom gelooft niet, dat er een God is; hij zegt, dat hij hem nooit gezien heeft, en ik heb hem ook nooit gezien, geloof ik.
- Ik wel, zeide de moeder, maar sprak daarover niet meer.
Eene week of wat daarna sprong John de kamer binnen, terwijl Tom hem op de hielen volgde. Zie eens, moeder! wat ik gevonden heb, welk een fraai zakboekje!
- Waar hebt gij het gevonden?
- In Pine-Grove, moeder! dat zal zeker de een of ander daar verloren hebben.
- Ik denk dat het er gegroeid is, zeide de moeder.
- Gegroeid? riep John uit, verwonderd opziende; een zakboekje in het bosch gegroeid? wie heeft er ooit van gehoord. Neen, dat is niet mogelijk.
- Waarom niet? vroeg zij.
- Wel, omdat het zakboekje met opzet gemaaktis. Zie eens, hier is plaats voor banknoten, en hier een verborgen zakje met een klein knipje voor goudstukken, en een opschrijfboekje, en een gouden pennehouder met eene pen en een potlood er in; dat is, natuurlijk, gemaakt om gebruikt te worden.
- Dat het uitgevonden is, is zeker, zeide de moeder, terwijl zij haar werk nederlegde, en het boekje in de hand nam om het nauwkeuriger te beschouwen; het is een van de volledigste boekjes die ik ooit heb gezien; welnu, als het dan niet gegroeid is, dan heeft het zeker zich zelven gemaakt.
De beide jongens staarden haar met nog grooter verwondering aan.
- Wel, moeder! hoe dwaas, zeide John ernstig en verlegen, men moet een goed verstand hebben om zóó iets te kunnen maken. Hij, die dit gemaakt heeft, is een zeer net werkman, voegde Tom Jackson er bij.
- Hoe weet gij dit? gij hebt hem toch nooit gezien, zeide mistress Clary.
- Neen, maar ik heb zijn werk gezien, en dat is genoeg om mij te overtuigen; ik weet nu even zeker, dat iemand het gemaakt heeft, als of ik er bij geweest ware.
- Inderdaad? zeide mrs. Clary, maar hoe dat zoo?
- Omdat, antwoordde John, er een plan gemaakt moest worden om dit zakboekje aan zijn doel te doen beantwoorden; de maker moet dus natuurlijk bestaan, dit weet ik even goed als of ik den man zelven het plan had zien vormen en uitvoeren.
- Juist zoo, zeide zijne moeder, het is vernuftig bedacht, en de uitvinder moet een schrander mensch geweest zijn, en er eerst goed over nagedacht hebben hoe het te maken.
- Ja waarlijk, riepen de beide jongens als uit één mond; het zou dwaas zijn iets anders te gelooven, voegde John er bij.
- Dat vind ik ook, zeide zijne moeder, en het is even dwaas van u, vervolgde zij, de jongens ernstig aanziende, er aan te twijfelen of te ontkennen dat er een God is, die het wonder samenstel van alles rondom u heeft gemaakt en het plan der