volgens welke Hans Holbein reeds in 1512 naam begon te maken. Hoe of het zij, Holbein was al vroeg een gunstig gekend meester. Volgens den catalogus van het Antwerpsch museum werd hij ten jare 1519 opgenomen in het schildersgild van Bazel, en kreeg hij het volgende jaar in die stad het burgerrecht. Te Bazel kwam Holbein in aanraking met Erasmus en Frobenius. In 1526 (volgens den aangehaalden catalogus) vertrok Holbein naar Engeland. Erasmus gaf hem aanbevelingsbrieven mede voor den Engelschen kanselier Thomas Morus, wiens vriendschap de geleerde Nederlander zich had verworven, tijdens zijn verblijf in Engeland in 1497. Door Thomas Morus aan Hendrik VIII voorgesteld, werd Holbein door dezen vorst als portretschilder aangenomen. Hij heeft een zeer groot getal meesterlijke portretten achtergelaten. Buiten het portret van Erasmus, bezit het Antwerpsch museum van hem nog het portret van eenen onbekenden manspersoon (nr 87). De bibliotheek van Bazel bezit vele schilderijen en teekeningen van Hans Holbein. Uitmuntende portretten van zijne hand treft men ook aan te Munchen, in Longford-Castle bij Salisbury en in Windsor, in den Louvre, te Parijs, en in het museum te Berlijn. In 1666, bij den grooten brand te Londen, werd, onder andere, de schilderij vernield waarop Holbein had afgemaald Hendrik VIII op den troon het charter aan het heelmeestersgild schenkende. Volgens den catalogus van het Antwerpsch museum hield Holbein zich ook eenigen tijd te Antwerpen op en maakte daar kennis met Massys en Petrus AEgidius, wien hij door Erasmus was aanbevolen.
De vraag: of Holbein ook houtsneden heeft vervaardigd, blijft een nog altoos niet geheel uitgemaakt strijdpunt; men begint het er evenwel vrij algemeen voor te houden, dat zulks niet het geval is geweest. Hij heeft echter veel voor de gravuur op hout geteekend, onder andere de beroemde voorstellingen van den Doodendans.
Hans Holbein overleed in 1554 te Londen, aan de pest.
Na wat voorgaat, kunnen wij wel niet nalaten, ook den grooten geleerde wiens portret aan het hoofd van dit opstel prijkt, beknoptelijk te gedenken.
Men weet dat Desiderius Erasmus zich eigenlijk Gerhard Gerhardsen noemde.
Hij werd in 1467 te Rotterdam geboren en - ouderloos op zijn 14e jaar - door zijne voogden tot den geestelijken stand opgeleid. In 1492 werd hij tot priester gewijd. In 1496 verliet hij zijn vaderland, om te Parijs de scholastieke godgeleerdheid te gaan studeeren. Hij bezochten verbleef achtereenvolgens te Londen, Turijn, Florencië, Bologna, Rome, Venetië, Cambridge, Brussel, Leuven, Bazel, enz. enz. In laatstgenoemde stad overleed hij, na een veeljarig verblijf, in 1536. Zijne geboortestad Rotterdam heeft hem een metalen standbeeld opgericht. Wij zouden niets nieuws zeggen, als wij schreven dat Erasmus een der geleerdste, vernuftigste en geestigste mannen was van zijnen tijd; de roem zijner werken leeft onsterfelijk voort. Omtrent een jaar geleden gaven wij uit zijnen Lof der zotheid een uittreksel in ons tijdschrift. (Zie de Vlaamsche School, blz. 33 en volg.)