De kracht der verbeelding.
De uitwerkselen der verbeelding op menschen en dieren zijn zoo wonderlijk als onbetwistbaar. Men kan er duizende voorbeelden van aanhalen.
Eene dame, eene aalmoes aan eenen behoeftige geweigerd hebbende, wreekte zich deze met haar te voorspellen dat zij binnen de zes maanden sterven zou. Tegen dat dit tijdperk ging om zijn, had de schrik zoo sterk op haren geest gewerkt, dat zij inderdaad stierf. Insgelijks kan aan de kracht der verbeelding toegeschreven worden de dood van Paus Clemens en Philippus-den-Schoone, die beide door den grootmeester der Tempeliers gedaagd waren om, de eene binnen de veertig dagen, de andere binnen het jaar, voor Gods rechterstoel te verschijnen.
Verschillende door honden gebetene personen werden erg ziek, omdat zij, deze dieren als razend beschouwende, dat ook vreesden te worden of reeds waanden te zijn. De koninklijke maatschappij van wetenschappen van Montpellier schrijft in eene verhandeling in 1730 uitgegeven, dat, twee broeders door eenen dollen hond gebeten zijnde, de eene naar Holland vertrok, van waar hij eerst na tien jaren afwezens terugkeerde. Bij zijne terugkomst vernomen hebbende dat zijn broeder van de watervrees gestorven was, stierf hij zelf razend door den schrik het te worden.
Het volgende feit is niet minder zonderling: een hovenier droomde dat hij door eenen grooten zwarten hond gebeten werd. Hij kon geene hoegenaamde sporen van beten aanwijzen, en zijne vrouw, die bij zijnen eersten hulpkreet opgestaan was, verzekerde hem dat alle deuren goed dicht gesloten waren en geen hond binnen kon. Niets hielp; het gedacht aan den grooten zwarten hond werkte altoos op zijne verbeelding; onophoudend zag hij hem: zijn slaap en zijne eetlust gingen te loor, hij werd afgetrokken en verkwijnde zichtbaar. Zijne vrouw welke, in den beginne verstandiger, al hare krachten had ingespannen om hem te stillen en van zijnen waan te genezen, eindigde met te gelooven dat daar zij er niet in geslaagd was, er iets waars in het gedacht van haren man moest liggen, en dat zij, naast hem geslapen hebbende, het zeer mogelijk ware dat ook zij gebeten was. Deze gesteltenis van geest bracht bij haar dezelfde teekenen als bij haren te man weeg: neêrslachtigheid, afgematheid, vrees en slapeloosheid. De geneesheer, ziende dat de gewone hulpmiddelen zijner kunst tegen deze ziekte der verbeelding niets vermochten, raadde hen aan, op eenen toon alsof hij verzekerd was dat hiermede genezing zou worden verkregen, eene bedevaart naar St-Huibrechts te doen. Van dit oogenblik af waren de twee zieken geruster; zij gingen naar St-Huibrechts, onderwierpen er zich aan de daar gebruikelijke behandeling, en kwamen genezen naar huis terug.
En het was evenwel niets anders dan een droom, en een belachelijke droom, welke al die wanorde in de gezondheid van twee sterkgebouwde personen teweeggebracht had.
Eene Livonische jufvrouw droomde dat een woedende draak zich op haar wierp. Die droom werkte zoo zeer op haar, dat zij des anderendaags stierf.
Tissot verhaalt dat een boer droomde dat eene slang zich rond zijnen arm slingerde. Hij was zoo verschrikt, dat hij ijlings opsprong en zijnen arm van dan af aan stuiptrekkingen onderhevig bleef, die somwijlen uren lang duurden, zonder men in staat was hem stil te houden.
De beroemde toonkunstenaar Tartini legde zich zekeren dag te slapen, het hoofd met muzikale gedachten vervuld. In den slaap, verschijnt hem de duivel, eene sonate op de viool spelende. Hij zegde hem: ‘Tartini, speel zooals ik.’ De muzikant, verrukt over deze zoete welluidendheid, staat op, loopt naar zijne piano, en maakt zijne beste sonate: die des duivels.
Ziedaar wel kunstenaarsverbeelding! Maar wat zal men zeggen van den droom eener schoone juffer, welke op min dan een uur tijds stierf, omdat zij zich onteerd geloofde door eenen kus, welke haar een jongeling, waarvan zij de verloofde was, ontstolen had. Men begrijpt beter en beklaagt meer dien armen in het buitenland dienenden soldaat, die, het vaderland niet kunnende vergeten, op den dag dat men hem zijn verlof geweigerd had, stierf.
Wij hebben gezien dat de verbeelding, door hevige en onverwachte aandoeningen, dikwijls zeer ernstige ziekten en somwijlen de dood veroorzaakt; dezelfde oorzaak kan pijnstillend werken en dikwijls heeft zij volslagene genezing van zenuwziekten teweeggebracht. De prins van Hohenloë en mevrouw de Saint-Amoir, hebben wonderen verricht, door tot de zieken, welke vertrouwen stelden in hunne kunst, te zeggen: ‘trekt uwe plaasters af, werpt uwe krukken weg, gij zijt genezen.’ Het is wel mogelijk dat de lichtgeloovigsten, wier geest zeer gespannen was, eene tijdelijke verlichting gevoeld hebbben. De eene indruk neemt den anderen geheel of gedeeltelijk weg, en 't is juist en enkel daarin dat de kracht moet gezocht worden van de tooverwoorden, hekserij, getallen, tooverfiguren enz., wanneer zij op bijgeloovige menschen in het werk gesteld worden.