De
kaapstander, in plaats van
eene liggende richting te hebben, is niet anders dan een rechtstaande windas; ook zijn opzichtens dezen, de wetten van het evenwicht dezelfde als die van het eigenlijke windas.
Men kan de macht van een windas grootelijks vermeerderen bij middel der vereeniging van verscheidene windassen. A, B, C,
zijn drie windassen; op het rad van het eerste is eene macht M, werkzaam, en aan den rol van het laatste, hangt de last L. De rol van het windas A en het rad van het windas B, zijn van dezelfde koord omvat, zoo dat de rol niet kan draaien zonder dat het rad B ook draait; hetzelfde heeft plaats voor den rol van het windas B en het rad van het windwas C. In dit geval bekomt men de betrekking van macht tot last, als men deze betrekking afzonderlijk bepaalt voor elk windas, en dan met elkander vermenigvuldigt; bij voorbeeld, indien de halve middenlijn van den rol der windassen A, B en C, maar het achtste is van de halve middenlijn der wielen, zoo vindt men voor het evenwicht van macht tot last, het volgende:
Voor het windas A is macht tot last als |
1-8. |
Voor het windas B is macht tot last als |
1-8. |
Voor het windas C is macht tot last als |
1-8. |
dus is de betrekking der geheele macht tot den last als 1 tot 512, zoo dat men met eenen kilogram macht, 512 kilogrammen last kan evenaren. Men gebruikt nogtans bijna nooit dit stelsel van windassen, daar het vereischt dat de koorden, die van het eene windas tot het andere gaan, zeer lang zijn, wanneer de afstand, dien de last moet doorloopen, een weinig aanzienlijk is. Ook vervangt men gewoonlijk de koorden, die de beweging van het eene windas op het andere overbrengen, door tanden rond den cirkel der windaswielen geplaatst; wat aangaat den rol van het windas, deze wordt door een kleiner tandwiel, drijfrad, drijfwiel of rondsel, genoemd, vervangen. Men schikt het gansche stelsel derwijze dat de tanden van elk drijfrad tusschen de tanden van het volgende windaswiel ingesloten zijn, zoodat het eene wiel op zijn as niet kan draaien zonder dat deszelfs drijfrad het andere wiel, waarmede het ingetand is, ook in beweging brengt. De zaken zijn dus in denzelfden staat alsof dit drijfrad en het wiel door dezelfde koord omvat waren, gelijk in het voorgaande geval. Dus wanneer eene macht M, aan den cirkel van het wiel
A gehecht, in evenwicht is met den last L, hangende aan den windasrol van het wiel C, dan zal de betrekking van macht tot last op dezelfde wijze gevonden worden, als hierboven is aangeduid voor windassen door koorden vereenigd; bij voorbeeld, indien de halve middenlijn der drijfraderen gelijk is aan 1, terwijl de halve middenlijn der wielen gelijk is aan 8, dan zal de betrekking van macht tot last de volgende zijn:
Voor het wielstelsel A: is de macht tot last |
1-8. |
Voor het wielstelsel B: is de macht tot last |
1-8. |
Voor het wielstelsel C: is de macht tot last |
1-8. |
dus is de betrekking der geheele macht tot last als 1 tot 512.
Men ziet aanstonds dat men bij middel van zulk een werktuigstelsel, de vermogens eener bepaalde macht merkelijk kan vergrooten; nogtans moet men in aanmerking nemen dat de wrijving, door de intanding veroorzaakt, veel verlies aan macht doet ondergaan; het is dus ten onrechte dat sommige werktuigmakers de tandwielen in hunne werktuigen te veel vermenigvuldigen.
Met het getande werktuig hierneven afgebeeld, kan men alleenlijk de beweging overbrengen op wielen welker assen aan elkander evenwijdig zijn: nogtans bestaan er tandwielen welker assen, in stede van evenwijdig te zijn, onder elkander eenen hoek uitmaken, en kan men zich meermaals genoodzaakt zien dergelijke wielen op elkander te doen rollen: in dit geval gebruikt men een stelsel zoo als bij de hier onderstaande afbeeldsels is aangeduid.
Het is dikwijls noodzakelijk, en wel bijzonder in de uurwerkkunst, eene zekere betrekking te bepalen tusschen den wederzijdschen omloop van twee tandwielen. Men bereikt dat doel als men de wielen eene behoorlijke hoeveelheid tanden geeft; bij voorbeeld indien men wil dat het eene wiel eenen omloop doe, en het andere achtmael omloope op denzelfden tijd, dan behoeft men aan het eerste wiel achtmaal meer tanden te geven dan aan het tweede.
Dommekracht. - Men geeft den naam van dommekracht aan een getand werktuig dat ook als een windas moet beschouwd worden. Dit werktuig is enkelvoudig of samengesteld.
Het enkelvoudige bestaat uit eene ijzeren
getande staaf A B, beweegbaar volgens hare lengte en van een houten bekleedsel omvat. De tanden dezer staaf sluiten zich ineen met die van het rondsel C, dat men op zijn as doet draaien bij middel van eene handhaaf D; daardoor klimt de staaf A B en diensvolgens ook de last die op A rust. Zoo als men ziet, is dat werktuig niets anders dan een windas, en het is klaarblijkend dat, in geval van evenwicht, de betrekking van macht tot last, gelijk is aan die der halve middenlijn des rondsels tot de lengte C D der handhaaf.
In de samengestelde dommekracht, sluiten de tanden van het