De Vlaamsche School. Jaargang 13
(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijHet magnesium-licht.De eeuw welke wij beleven, mag voorzeker de eeuw der uitvindingen genoemd worden; wat gisteren de bewondering der gansche beschaafde wereld verwekte, is heden overtroffen door andere uitvindingen, welke misschien morgen hetzelfde lot zullen ondergaan. Toen de blikslager Quinquet de lampen uitvond, welke zijnen naam dragen, om de armzalige olielampjes en vetkaarsen der voorgaande eeuwen te vervangen, kon men geene woorden genoeg vinden om het heerlijke Quinquet-licht lof toe te brengen; doch toen het gas-licht werd tot stand gebracht, steeg de bewondering ten hoogste en de lampen van Quinquet werden op den achtergrond geschoven. Hierna traden het kalk- en electriek licht te voorschijn, wier lichtvermogen tot dat der gas staat als dit der zon tot dat der maan, doch om hunne te kostelijke bereiding, in de nijverheid weinig gebruikt worden; nadien kwam de steen-olie of petroleum in Amerika op hare beurt vooruit, borrelende als water uit den grond op, en schonk het menschdom een helder en goedkoop doch eenigszins gevaarlijk lamplicht, en dat aan de gas veel nadeel deed. Heden komt zich het Magnesium-licht op rang stellen en verwekt door zijn buitengewoon helder lichtvermogen de bewondering der wetenschappelijke wereld. Het Magnesium is een zilverwit metaal, slechts één en drie kwaart maal zoo zwaar als water wegende; het is dus een der lichtste metalen welke bekend zijn; het zilver weegt zes maal zwaarder. Het wordt niet zuiver in de mijnen gevonden; altijd is het verbonden met zuurstof, hetgeen gemakkelijk verklaard kan worden door zijne groote brandbaarheid in die gas of deszelfs vermengingen. Men vindt het ook verbonden met solfer-zuur (witte vitriool); dan neemt het den naam van Engelsch-zout, zoo algemeen gekend door zijne afdrijvende eigenschappen, als door | |
[pagina 22]
| |
zijnen walgelijken smaak. De beroemde scheikundige Humphry Davy, was de eerste welke er in slaagde het Magnesium van zijne verbindingen af te zonderen; heden bereidt men het op groote schaal in Engeland en in Amerika, bij middel van het sodium, een ander wit metaal, welk men uit steen-zout (gemeen zout) trekt. Om het Magnesium te bereiden tot lichtbron, trekt men het in fijne draden van min dan één millimeter dikte; deze draden kan men met het grootste gemak doen ontvlammen, bij middel van eene kaars of eenen solferstok, met eene helderheid waarvan men zich moeielijk een denkbeeld kan vormen. Een draad van één derde millimeter dikte, geeft zooveel klaarte als zestig gewone waskaarsen, en indien men de proef deed in zuivere zuurstof, zou zijn lichtvermogen twee maal sterker wezen. Wanneer men een lichtstraal van brandend Magnesium, bij middel van eenen lichtsplijterGa naar voetnoot1 opvangt, dan ontwaart men dat dit licht eene buitengewone hoeveelheid violetblauwe stralen bevat, stralen welke een krachtig scheikundig vermogen bezitten en den grondsteen zijn der hedendaagsche lichtteekening. Deze eigenschap te baat nemende, trachtte men en slaagde men erin, lampen te vervaardigen, welke den lichtteekenaren strekten om, bij gemis aan zonnelicht, scheikundige teekeningen te verkrijgen, hetgeen bij elk ander kunstlicht onmogelijk is, uitgenomen het electriek licht, doch dit bezit min scheikundig vermogen en is oneindig moeielijker om aanwenden dan het Magnesium-licht. Deze lampen hebben één of twee bekken; in dit laatste geval is de schikking dusdanig, dat de twee bekken samen loopen in één lichtpunt. Ieder dezer bekken is voorzien van drie of vier dooreengevlochtene Magnesium-draden van min dan één millimeter dikte; deze draden opgerold achter de lamp, worden bij middel van een klein raderwerk door den bek naar buiten geschoven, naarmate zij afbranden; aldus bekomt men een aanhoudend sterk licht welk alle tot heden gekende kunstlichtbronnen, in eenvoudigheid en schoonheid overtreft. De lichtteekenaar, voorzien van deze lampen, kan zoo wel bij nacht als bij dag werken; in zestig sekonden bekomt hij hiermede een afbeeldsel geschikt om afdrukken te geven; nogtans is dit licht niet heel bijzonderlijk goed voor portretbeelden, tenzij voor vergrootingen: de portretten schijnen niet levendig genoeg, doch er zullen waarschijnelijk nog verbeteringen aan de lamp gebracht worden. Voor werken waar het zonnelicht niet genaakt of onvoldoende is, heeft dit metaal-licht eene onschatbare waarde. Bij voorbeeld de oude gedenkteekenen van Egypte, waarvan vele onderaardsch zijn, zullen bij middel van het Magnesium, met hunne zooveel eeuwen in het duister geblevene gewelven, kunnen afgemaald worden; eenige zijn het reeds, zooals het binnenste der piramiden en van het graf van Apis, het serapeum genaamd. De grafsteden der oude Egyptenaren, met hunne eigenaardige uitgravingen, en zoo goed bewaarde schilder- en beeldhouwwerken, opschriften, enz., zijn overwaardig gelichtteekend te worden. Men kan er stereoscopische teekeningen naar maken, bij middel van welke men eenieder, als 't ware bij de hand, zal kunnen binnenleiden in deze eeuwenoude overblijfselen eener in 't niet verdwenen beschaving, zonder gevaar voor den aanschouwer van op de terugreis van gebrek om te komen, of door den vreesverwekkenden kamsin, die heete wind der woestijn, te verstikken, of ook van door de roofzuchtige Arabieren bestolen en om hals gebracht te worden. Al deze lichtteekeningen kunnen nu gemaakt worden en eenieder zal zich zonder vele kosten, een getrouw denkbeeld dier overoude kunstvoortbrengselen kunnen vormen. De onderaardsche gebouwen in Indië, waar geheele gebergten tot tempelgrotten zijn uitgewerkt, zullen insgelijks door het Magnesium-licht, wereldbekend gemaakt worden. De tempels van Ellora, Elephanta en zoovele andere reuzenwerken, over geheel dit wonderland verspreid, welker uitgestrekte met beelden en loofwerk versierde zuilengangen en gewelven, waar eeuwen lang moet aan gearbeid zijn, de bewondering en het nadenken der reizigers tot zich trekken, zullen den volken een denkbeeld geven dier duistere geschiedenis van oud Indië. In Europa zelf, kan met vrucht het Magnesium aangewend worden tot het lichtteekenen van bergwerken, zooals de zoutmijnen waarvan sommigen tooverachtige gezichten opleveren. Met de koolmijnen, en marmergroeven zullen wij aldus ook nader bekend gemaakt worden. De catacomben van Rome, die schuilplaatsen der vervolgde eerste christenen, met hunne oude graven, schilderingen en opschriften, zal men te huis, bij middel van den stereoscoop, tot in hunne minste bijzonderheden kunnen beschouwen, zonder te vreezen onder instortingen begraven te worden of in die duistere afgronden verdoold te loopen en van honger en dorst om te komen. De boringswerken in den berg Cenis, tot het maken eens reusachtigen tunnels, welke Frankrijk aan Italië zal verbinden, kunnen ook gelichtteekend worden. De wonderbare druipsteenholen, waarvan Griekenland, te Antiparos, en België, te Han, overschoone toonbeelden bezitten, zullen zich voor ons getrouw afspiegelen, met die nauwkeurigheid aan de lichtteekening eigen. In theatervertooningen, bekomt men bij middel van dit metaal zeer schoone licht-verschijnselen. Tot poeder gewreven, wordt het door de vuurwerkmakers gebruikt tot heerlijke vuurpijlen. Op de scheepvaart toegepast, zou het Magnesium-licht zeer veel nut kunnen stichten, door het gemak waarmede het oogenblikkelijk kan aangewend worden, tot het seinen, 't zij van het land, zeewaarts, 't zij van de schepen onder elkander of naar de kusten en dit voornamelijk bij mistig weder. Uit al het voorgaande kan men lichtelijk opmaken, welke diensten het Magnesium, doelmatig aangewend, aan kunsten en wetenschappen kan bewijzen; of dit metaal in dezelfde mate de nijverheid zal bevorderen, is een vraagstuk welk nog op te lossen is. Tot hiertoe is het Magnesium licht, in vergelijking met het gas- en steen-olie-licht, op de nijverheid toegepast, zeer duur. Het Magnesium, gezuiverd en in draad getrokken, kost vier of vijf maal zoo veel als zilver, en zoo zou men op één uur minstens voor vijftig franken van dit metaal in de lamp gebruiken, hetgeen de huismoeders, welke zich 's avonds met brei- of naaiwerk onledig houden, een weinigje duur zou voorkomen. Aan den lichtteekenaar zullen de clichés, dienstig om goede afdrukken te bekomen, ieder één frank van licht kosten. Men heeft uit spaarzaamheid voorgesteld, bij het Magnesium zinkdraad te gebruiken; die laatste ont- | |
[pagina 23]
| |
vlamt slechts op eenen hoogen warmtegraad, doch gepaard met het Magnesium brandt hij zeer goed en geeft insgelijks een schitterend licht. Om te eindigen, merken wij aan, dat alle nieuwe uitvindingen, in het begin moeielijk om toe te passen zijn, dat er noodwendig door den bestaanden staat van zaken, al het nuttige niet van bewezen kunnende worden, zij zich slechts langzaam ontwikkelen, doch dikwijls aangroeien van een in schijn nietig gedacht, tot de machtigste hefboomen, welke de beschaving ter harer beschikking heeft. Laurens Bruyneel. |
|