De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe vogelnesten.
| |
[pagina 200]
| |
2.In 't dichte bosch zit 't nachtegaaltje
En schuilt er diep zijn nest erin;
De leeuwrik kweelt het blijde taaltje
In 't groene veld, waar blaakt zijn' min;
Bewonder ook dees kleien woning,
Ginds aan den gevel, onder 't dak,
Waar zwaalwepaar in liefdetooning,
Leeft onbeschroomd, schoon teêr en zwak.
| |
3.Voorzien is dus aan leeg', aan hoogen,
Voor 't nest dat God op aard' hen geeft;
Want hij bestemde in 't Alvermogen,
Dat ieder dier zijn schuilplaats heeft;
God hoedt de vooglen als de menschen,
En Hij bescherremt ze even mild;
Die zangers zijner schepping wenschen
Schoon Hij ze vrij zond in het wild!
Zij bouwen, zingen, vliegen henen;
't Is God die hen die kunst eens gaf,
En liefde tot hun' tengre kleenen,
Wat zachte pluim, wat mos, wat kaf.
Victor van de Weghe.
1866. |
|