lastig, dat zij hunne toestemming gaven. - Het vaartuig leed echter schipbreuk op de Hollandsche kusten en de kleine gelukzoeker werd op zekeren morgen door eenige vischers meer dood dan levend op het strand gevonden. Toen hij zich door de zorg dezer lieden eenigszins hersteld had, trok hij naar Amsterdam, in de hoop daar wel een schip te zullen aantreffen, dat hem naar zijne ouders zou willen brengen.
Dit was de korte inhoud van het gesprek dat de oude vrouw aan den knaap ontlokte, en die hare deelneming zooveel te meer had opgewekt, daar ook haar de zee alles ontnomen had.
De kleine Seneka moest en nacht bij haar doorbrengen en den volgenden morgen bracht zij hem naar een ouden vriend van haren man, die zich liet overhalen haren beschermeling op zijn kantoor te nemen met belofte, van hem, zoo hij gedurende den winter goed oppaste, in de lente eene plaats op een schip te zullen bezorgen. Den kersavond moest echter de knaap bij zijne weldoenster doorbrengen. Wel viel dien avond menige traan op de kleederen, die zij onder den kersboom legde, want het waren die van haar eigen kind geweest; doch de oogen van haren pleegzoon schitterden zoo e lder bij het zien van al die fraaie zaken, dat zij hare tranen al spoedig droogde.
In het voorjaar ging Seneka als scheepsjongen naar Batavia; het schip, waarmede hij vertrok, keerde nooit terug, en jaar op naar verliep, zonder dat zijne weldoenster eenig bericht van hem ontving. Ten laatste legde zij hem bij haar man en kind, en beschouwde de zee ook als zijn graf.
Sedert dien tijd mogen misschien wel twintig eentoonige en vreugdelooze jaren over haar hoofd zijn heengegaan, en zij zat als een oud vrouwtje op zekeren dag eenzaam in haar kamertje, toen de stilte van de afgelegene straat eensklaps werd afgebroken door het belgeklingel van een vlug voortrennend paard en slede; zij hoorde het ter nauwernood, want hare gedachten dwaalden in de verte rond, en ook het zwijgen der bellen ontging hare oplettendheid; maar eensklaps stond zij verschrikt van hare zitplaats op, toen de deur onverwachts geopend werd en een groote denneboom, door twee bedienden gedragen, het vertrek werd binnen gebracht. Onmiddellijk achter deze volgde een jong man, die hare handen greep en vroolijk uitriep: ‘Moeder, heden avond zal ik den kersboom verlichten!’
Hij maakte den boom zoo fraai, dat het een lust was om te zien en de buren zich niet zat konden kijken aan al de pracht, die hun door de vensterruiten tegenblonk.
De oude vrouw wilde aanvankelijk niet gelooven, dat het de kleine Seneka was, die haar zulk een kersavond bereidde; toen zij echter begrepen en ondervonden had, dat hij in de verre Indiën zijn geluk had gemaakt en den eersten dag van zijne terugkomst zich ten nutte gemaakt had, om haar in ruime mate hare weldaden te vergelden, toen was die kersmis haar een heerlijk feest en deed haar hart van vreugde kloppen, als zij slechts zelden in hare jonge jaren had ondervonden.