De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijOver de spelling van geographische eigennamen.Onlangs verstoutten wij ons, in een schrijven aan eenen vriend te Kaprijk, den naam dezer gemeente op eene gansch andere wijze te stellen dan gewoonlijk - we zouden misschien moeten zeggen, algemeen - gedaan wordt. Het verwonderde ons dan ook niet veel, te ondervinden dat deze afwijking van het aloude gebruik den man eenigszins boos had gemaakt, en hij ons, in zijn antwoord, niet weinig over den hekel haalde nopens die ‘onvergeeflijke en onuitlegbare schennis van den naam zijner geboorteplaats.’ Wij beloofden hem, de zaak eens in het openbaar te bespreken, en hem te bewijzen dat het ongelijk juist niet aan.... onzen kant was. | |
[pagina 191]
| |
Mogen de oude namen van gemeenten, wijken, wateren, enz. anders geschreven worden dan voortijds? De schrijvers der Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen hebben deze vraag volgenderwijze beantwoord: ‘Dat er aan familienamen geene verandering mag toegebracht worden, is klaar; maar anders is het gelegen met die van wijken, gehuchten, rivieren, kanalen, dorpen en steden, waaruit alle overtollige letters geweerd, en waarin de klanken geschreven moeten worden evenals in andere woorden. Doet men dit niet, zoo hangt men de namen een bespottelijk kleed aan, met lappen en kappen van verschillende tijden. Welke reden kan er, b.v., bestaan om Wonterghem te schrijven, daar de g in de uitspraak de plaats der oorspronkelijke h heeft ingenomen? - Waarom Afsné geschreven, daar de é nooit in onze taal is ingeburgerd geworden? - Waarom Haasdonck, aangezien de c der oude spelling later door de k vervangen werd? En welke goede reden zou er aan te voeren zijn om Cruyshautem, Sleydinghe, Gendbrugge Swevegem, Calcken (een dorp dat zijnen naam ontleent aan kalkovens!), Audenaerde en dergelijke, te schrijven - in de plaats van Kruishoutem, Sleidinge, Gent-Brugge, Zwevegem, Kalken, Oudenaarde, enz.? Zij toch die deze oude schrijfwijze blijven volgen, zouden, om zich zelven niet ongelijk te zijn, ook stellen moeten: Ghendt, Brugghe, Curtericke, Sluus, enz., zooals gedaan werd in den tijd, dat men Cruyshautem, Calcken, Sleydinghe, enz., volop schreef. ‘De koninklijke Commissie, tot regeling der spelling ingesteld, schijnt ons op dit punt gelijk te hebben gegeven. ‘Er staat immers in haar verslag, bl. 49: ‘Men schrijve.... Pruisen, IJsel, Rijsel, enz. Hieruit volgt allerduidelijkst, dat men Huise en niet Huysse of Huisse spellen moet; dan ook Steenhuize-Wijnhuize, met z, opdat men het tweede lid niet als Huise uitspreke: kortom, dat men hij het schrijven van plaatsnamen dezelfde regels te volgen heeft als voor andere woorden.’ Dit stelsel, dat eene geheele verandering aan de schrijfwijze onzer dorpsnamen toebrengt, is door onze beste Vlamsche taalkundigen goedgekeurd. De heer K.-L. Ternest, hoofdonderwijzer te Wetteren, een onzer uitmuntendste taalkundigen, aarzelt niet het onvoorwaardelijk bij te treden, zeggende ‘dat hier juist de nagel op den kop geslagen wordt.’Ga naar voetnoot1 De plaatsnamen (zoo voert Ternest aan), hebben vroeger in spelling denzelfden gang gevolgd als de andere woorden der taal: wat voorheen Ghendt was, is later Gend, en eindelijk Gent geworden; Ludicke werd achtervolgens Ludick, Luyck, Luik; Curterike werd Curterijck, Corteryck(e), Corterijk, Cortryk, Kortryk en eindelijk Kortrijk. De naam der gemeente Geel komt in diploma's en akten van eene zelfde eeuw, de 13e namelijk, onder vijf verschillige vormen voor: Ghele (1227), Gheele (1247), Gele (1253), Gheel en Geele (1270)Ga naar voetnoot2. De laatstgenoemde gemeente is hoogstwaarschijnlijk haren naam verschuldigd aan de geelachtige kleur van haren, ten minsten gedeeltelijk zandigen, mageren bodem (Gramaye); waarom dan anders dan Geel gespeld? Maar, verondersteld, haar naamoorsprong ware nu zeer twijfelachtig, of teenemaal onbekend - wat met dien eener menigte plaatsen het geval is - waarom niet nog geel, zonder overtollige h?.... Ja, heeft men voorheen de spelling der plaatsnamen herhaalde malen veranderd, waarom zou men dit nu niet mogen doen, te meer, daar het stellig op goeden grond geschiedt? ‘Het gebeurt wel eens, dat het spellen van eenen naam volgens de doorgaande uitspraak met de woordgronding, met de bekende beteekenis in strijd komt; in dit geval moet men natuurlijk der eerste te wille zijn, dewijl het geschrevene woord de voorstelling van den woordklank moet verwekken; dies: Nukerke, dorp tusschen Oudenaarde en Ronsse, zoo geschreven omdat men niet anders uitspreekt, al is de beteekenis volkomen dezelfde als die van Nieuwkerke, in het Land van Waes. Als de bekende oorsprong eene van onze spelregels afwijkende schrijfwijze vereischt, die door de uitspraak wel kan geleden worden, behoudt de etymologische spelling de bovenhand; dit is zeer redelijk, en in overeenstemming met de wijze, op welke wij andere vreemde woorden en bastaardwoorden schrijven; alzoo, b.v., Loochristi, Nazareth. Zeer zeldzaam zijn onze plaatsnamen, in welke wij, alleen om der uitspraak wille, gevoeglijkst eene vreemde letter gebruiken. In dit geval is, b.v., Exaarde, dat gewis niemand zal genegen zijn tot Ekzaarde te vervormen, welke aldus gesplitst: Ek-zaarde, tweemaal slecht ware; vooreerst, omdat de k, in de volgende lettergreep tegen de z stootende, deze tot s verscherpt, en alzoo de rechte uitspraak gemist wierde; tweedens, omdat het stamwoord aarde er in zoude miskend worden; terwijl de splitsing Ekz-aarde geheel en al tegen onze spelwijze, die op het einde der lettergreep geene z gedoogt, zoude aandruisen. Wij zullen ook zoomin Sjerskamp of Sjina schrijven: Chers, in Cherskamp, is als de genitief van eenen persoonsnaam te beschouwen.’ Tot zooverre Ternest, in het vak der taalkunde algemeen als een zeer bevoegd man erkend. De talentvolle hoofdredacteur der Toekomst, de dichter Frans de Cort, door eenen onderwijzer gevraagd zijnde hoe men moet schrijven: Maeseyck, Maaseyck of Maaseik? treedt het gevoelen van de schrijvers der Geschiedenis der Gemeenten op zijne beurt bij, en het artikel van Fr. d. P. herinnerende (IIIe jaargang, IIe reeks, bl. 191) zegt hij dat daarin ‘de moderniseering van stads- en dorpsnamen op zulke goede gronden verdedigd wordt, dat eene ernstige wederlegging zijner meening nog te schrijven is.’ Dautzenberg, ook een onzer verdienstelijke taalgeleerden, geeft insgelijks de voorkeur aan dit stelsel. Prof. Jan van Beers, door de Cort over hetzelfde punt geraadpleegd, uit er zich over als volgt: ‘In afwachting, dat er over de spelling van plaatsnamen hier of elders een officiëel of quasi-officiëel besluit genomen worde, zou ik maar beginnen met ze allen in 't nieuw te steken, en dus flinkweg Maaseik, enz., te schrijven. Steden, dorpen, enz., zijn toch niet in hetzelfde geval als menschen, die hunne namen, hoe gebrekkig ook, altijd eender schrijven moeten, omdat er een adelijke titel, of een erfdeel van 'nen oom uit Amerika, of wat | |
[pagina 192]
| |
weet ik nog allemaal, aan een ck, g of x minder of meer kan vast zijn.’ Prof. Micheels oordeelt in denzelfden zin. Het ware te wenschen, dat het Gouvernement, welk bij een koninklijk besluit de spelling van de Nederlandsche taal, voor de bestuurlijke opstellen en de openbare onderwijsgestichten, heeft geregeld, thans ook eene commissie ad hoc benoemde, om, op het verslag van deze, de aldus gemoderniseerde spelling onzer plaatsnamen officieel te verklaren. Deze maatregel is des te meer noodig, dewijl verscheidene gemeentebesturen hunne secretarissen en onderwijzers verbieden, van de oude, gebrekkelijke spelling af te zien: zoo, b.v., zou men het te Gentbrugge als eene misdaad achten, anders dan GenDbrugge te spellen.... Hoe gelukkig nog, dat men niet vergt: GenDbruggHe! Op die wijze zetten onderwijzers zelven de gebrekkige schrijfwijze hunner gemeente voort, en houdt de domme slenter onder de jeugd aan. De taak der commissie, hier bedoeld, en ook door Ternest en van Beers als wenschelijk en nuttig geacht, ware voorzeker niet gemakkelijk, als aanleiding gevende tot vele navorschingen, bijzonderlijk met betrekking tot de oudste schrijfwijze der gemeentenamen, die zeer dikwijls alleen den sleutel van de echte beteekenis des woords aanbiedt.Ga naar voetnoot1 - Wie zou op de moeite, die dergelijk onderzoek mocht veroorzaken, kniezen? Niemand, althans, die met spijt de kranten melding ziet maken van de gemeenten Meyleghem, Afsné en Merendré (eene Fransche é in ons Nederlandsch!), Calcken, Hoy- of Oydonck, Thienen, Laeken, Selzaete, Poucques (in plaats van Poeke), Eecloo, Santberghen, Oostacker, Nieuwcapelle, en honderd andere, die een kapje of een lapje om hebben van drie, vier of meer verschillige eeuwen. Dergelijke commissie, zooals wij wenschen te zien tot stand komen, is in Noord-Nederland in den schoot van een der geleerdste genootschappen werkzaam. Reeds in 1858 ontstond bij onze Noorderbroeders eene geschiedkundige beweging, ten gevolge van eenen omzendbrief des heeren Ministers van Binnenlandsche zaken, waarin elke gemeente aanzocht werd een historisch verslag over den naamsoorsprong der plaats op te stellen. Die kleine vraag heeft meer goede gevolgen gehad, dan men wel verwachtte. Inderdaad, iedere gemeente heeft ze om 't best willen beantwoorden, en om hare meening met bewijzen te staven, hebben zij al hare archieven omgeschud en doorsnuffeld. Verscheidene gemeentebesturen namen te dezer gelegenheid voor, eene volledige plaatsbeschrijving uit te geven. Zien wij met verlangen het rapport der Commissie, met het vaststellen van de schrijfwijze der Noord-Nederlandsche stads- en dorpnamen gelast, te gemoet, wij koesteren evenzeer de hoop, dat ook de Belgische Minister van Binnenlandsche zaken deze questie door bevoegde mannen late regelen. Het ware, althans, de vollediging van de regeling der speling onzer taal, in overeenstemming met het Nederlandsch Woordenboek, een maatregel die vanwege de Vlaamsche letterkundigen en andere voorstanders onzer taal de algemeene goedkeuring, heeft weggedragen. Fr. de Potter. |
|