De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijEen brand in petroleumbronnen.Hebben de bewoners van sommige handelsteden in Europa, en namelijk in den laatsten tijd die van Antwerpen, gebeefd bij het aanschouwen van branden welke of in petroleummagazijnen of aan boord van met aardolie geladene schepen waren ontstaan, alles wat zy te zien gekregen hebben was een stroovuurtje, in vergelijking met den brand, die, ongeveer vyf jaren geleden, in Tidione, in Pensylvanië uitborst, niet in een gewoon magazijn van petroleum of aan boord van een met deze olie geladen schip, maar in eene petroleumbron zelve. Wij hebben onze lezers reeds vroeger met petroleumbronnen bezig gehoudenGa naar voetnoot1. Ter plaatse waar deze bronnen worden aangetroffen, bevindt zich onder den vasten grond eene tamelijk gelijkmatige laag van taaie, drijvende klei, welker dikte verschilt van vijftig tot honderd voet. In die klei, of daar, waar die laag ophoudt, heeft men tot hiertoe de olie ontdekt op eene diepte, verschillende van dertig tot zeventig voet. In het laatste van April 1861 vatte een uit eene petroleumbron opstijgende straal olie vuur. Gedurende het boren van een oliemolen had eene uitbarsting van olie plaats, welke een straal uitwierp van 70 vaten per uur; de straal steeg 41 voeten boven de oppervlakte van den grond. Boven die massa van olie verhief zich het gas of benzine in eene wolk van 50 of 60 voet. Al de vuren in de nabijheid waren eensklaps uitgedoofd, binnen 100 meters in den omtrek, en in een oogenblik stond de geheele lucht in vlammen. Zoodra het gas vlam vatte, stond de top van den oliestraal in brand, en daar het zich als water uit eene fontein over eene uitgebreidheid van 200 voeten in den omtrek nederstortte, vielen de brandende droppels olie rondom neder. Oogenblikkelijk stond ook de grond in brand, die door de vallende olie steeds in hevigheid toenam. Geheele troepen menschen werden nedergeworpen en velen, vreeselijk gewond, renden, gillende en schreeuwende van de plaats der verschrikkingen. In het midden der vlammen kon men vier personen in de ziedende olie zien ronddrijven en een man, die bezig was aan een dijk te graven, om de olie naar een lager gedeelte te doen invloeien, werd al gravende gedood, en hij stortte voorover op zijne spade in het brandende vocht. De heer H.R. Rouse, die vele aandeelen in de oliebronnen in die streken had, wiens inkomen daardoor op 1000 dollars (5,000 fr.) dagelijks gesteld werd, stond bij den afgrond en werd 20 voet door de uitbarsting voortgeslingerd. Hij sprong op en rende omstreks 10 of 15 voeten verder, waar hij door twee man ondersteund en naar eene werf op eenigen afstand van de bron vervoerd werd. Geen enkel kleedingstuk dan zijne schoenen en kousen was hem gebleven. Zijn haar, zijne vingernagels, zijne ooren, zijne oogleden waren saamgeschrompeld tot niets; in dien | |
[pagina 163]
| |
toestand leefde hij nog negen uren. De hitte van het vuur was zoo ontzaggelijk, dat niemand het binnen 150 voeten kon naderen zonder zijne kleederen of huid te schroeien. Het was het verschrikkelijkst en ontzaggelijkst woeden van het vuur, dat ooit door menschen is aanschouwd. De olie sprong al brandende uit de bron, men berekende met eene kracht van 100 vaten per uur en bedekte den grond rondom met vlammende olie, een verlies voor de eigenaars van de bron van 20 tot 25,000 dollars dagelijks. Volgende bronnen met hare stoomwerktuigen verbrandden, met een verlies van olie, dat men schatte bij Wadsworth's bron op 300 vaten dagelijks; bij Dobb's bron op 250 vaten; bij T. Marian's bron op 250 vaten en bij Hawley and Nerrick's bron op 2500 vaten dagelijks. Geene menschelijke macht kon die vlammen uitdooven; de olie heeft gebrand - weken lang - tot de mijn uitgeput was. Den 19n Augustus 1866 werd de Amerikaansche stad Jersey het tooneel van eenen vreeselijken brand, insgelijks door petroleum teweegebracht. Aan de stadskaai lag een schooner die 500 vaatjes petroleum in had. Een matroos van dat vaartuig, vuurde zijn pijp aan met een phosphoorstekje, welk hij vervolgens, nog niet geheel uitgedoofd, in het ruim waar hij zich bevond, wegwierp. Zulks had voor gevolg dat de petroleum die uit de vaatjes gelekt was, vlam vatte en geheel het vaartuig in brand vloog. De vlammen deelden zich spoedig aan de, op de kaai gebouwde magazijnen mede en veroorzaakten eenen brand die drie menschenlevens kostte en voor 10 millioen franken schade aanrichtte. Twee algemeene oorzaken maken het volk machteloos: de onwetendheid en de ellende. |
|