Een merkwaardig natuurverschijnsel.
Een dagblad uit Indië geeft de volgende beschrijving van een natuurverschijnsel welk aldaar den 13n Maart 1866 heeft plaats gehad:
‘Het was omstreeks zes ure; het weêr was helder, maar allengs werd de lucht door optrekkende dampen verduisterd, zoo dat de zonnestralen er door gebroken werden. Omstreks half acht werd men op eens opmerkzaam op het verschijnsel van twee zonnen, waarbij zich eene derde zon opdeed. Het verschijnsel deed zich voor als volgt:
Men zag drie zonnen van gelijke lichtsterkte, naast elkaar, doch de ware zon stond in het midden, en links en rechts, op ongeveer 10 graden afstand, stonden de tegenzonnen, de afspiegelingen. De schijf der bijzonnen was aan den buitenkant zeer helder en scherp geteekend, maar aan de binnenzijde als bewolkt; en de oranjekleurige tint van die wolkjes smolt weg in het lichtgeel der bijzonnen.
Eene fijne streep straalde uit van de ware zon en trok naar de zijden, zich splitsende en met het oranjekleurig wolkje der bijzonnen zich vermengende. Twee witte stralen, binnenwaarts breed en naar buitenwaarts smaller wordende, omsloten de bijzonnen zoodanig, dat die stralen een winkelhaak vormden, waarvan de eene lijn zich loodrecht, de andere horizontaal naar noord en zuid uitstrekte.
Boven dit geheele verschijnsel van zonnen en stralen en evenhoog boven die zonnen als die boven den horizon stonden, 22 a 23 graden, was een prachtige regenboog met scherp geteekende kleuren.
Het geheel deed zich voor als eene onmetelijke draperij en een schitterend gekleurd verhemelte boven den troon der drie zonnen, die allen verblindend in glans schitterden.
Zulk een overschoon schouwspel had men nimmer mogen zien en zal men wellicht nimmer wederzien.’
Een domkop die schoon gekleed gaat, is als een dwaas boek dat verguld is op sneê.