kwam geneeskundige waarneminge over eene byzondere vertraginge der uitbotting van der kinderpokken, veroorzaakt door eene andere aanwezende ziekte 1798.
Dit zelfde jaar las hij ook eene uitgebreide studie: ‘genees- en verloskundige handeling over de stuiptrekkingen welke zoo dikwyls ten tyde der zwangerheid worden waargenomen’
Hij zoekt de oorzaken op en duidt de geneesmiddelen aan, hij deed de verloskunde eenen grooten stap vooruitdoen, en nog heden worden vele zijner gegevene richtingen gevolgd. Ook was zijne ervarenheid op studie en zelfondervinding gegrond, elk zonderling geval wekte zijne bijzondere aandacht, niets ontsnapte hem en zijne kunstwaarnemingen door overweging gerijpt zettede hij op papier, gaf ze in druk ten onderricht zijner ambtgenooten en ten nutte zijns medemenschen. Met dit doel gaf hij, in 1799 en 1800 nog twee verhandelingen betreffende het bijzonder door hem behartigde vak uit.
De roem, dien hij zich verworven had als geneesheer, en zijne blijkbare ervarenheid, deed hem als oppergeneesheer van St.-Elisabethsgasthuis benoemen in het jaar 1799. Gedurende drij en dertig jaren wijdde hij al zijne zorg aan de zieken dezes gestichts, bewees er groote diensten en gaf blijken van groot talent. Eene tusschenpoos van een jaar had hij opgehouden zijne zorgen aan de zieken van St.-Elisabethsgasthuis te besteden. In 1807 wilde d'Herbouville, prefect der Beide-Nethen, dat men in het voorschrijven der geneesmiddelen nauwkeurig de opgaven der gasthuizen van Parijs volgde. Hoylarts bewees met gegronde redenen dat zulks niet mooglijk was, door verschil van luchtgesteldheid en bijzondere plaatselijke toestanden; doch er werd hem op nieuw en streng bevolen het besluit des prefects te volgen; hij gaf dan zijn ontslag, maar het jaar daarop bekende de prefect zijn misslag en herstelde Hoylarts in zijne vroegere bediening en benoemde hem nog als professor van artsenijmiddelen, en van het oefeningsonderricht in het Gasthuis. Dit zelfde jaar 1808 werd hij nog benoemd als geneesheer der keizerlijke zeemacht in Antwerpen, en gelast met de dienst van het Gasthuis ingericht in de Minimen op de Meir.
Hij werkte ijverig mede aan de heruitgave der Pharmacopoeia manualis Utriusque Nethae. 1812. Merkwaardig om hare klaar-en duidelijkheid.
In 1818 werd hij gekozen als voorzitter der geneeskundige commissie der provincie Antwerpen.
Over zijn geneeskundig stelsel zullen wij niet verder uitweiden; men leze daarover de Notice van den heer Broeckx; het zij genoeg hier nog bij te voegen dat de aandrift der kunst hem bezielde, dat hij al zijne ervarenheid der liefde en hulp zijns lijdenden evenmenschen toewijdde, dat hij zich gedurig door de studie der verschillende oude en nieuwe stelsels verder onderrichtte en, door vergelijking en ondervinding geleerd, uit elk het goede aannam en het nadeelige afwees, en altoos den zedelijken staat zijns lijders trachtte op te wekken om daardoor de toegediende geneesmiddelen meer kracht bij te zetten. Hij overleed in eenen hoogen en eerbiedvollen ouderdom, den 12n April 1831.
Er bestaat ook nog van hem eene merkwaardige briefwisseling met den geneesheer J. van Rotterdam, te Gent, over een geval van razernij, alsook nog eene redevoering, uitgesproken in het Genootschap van genees- en heelkunde enz., hebbende voor onderwerp: dat de geneeskunde voor akkerbouw, koophandel en manufacturen heel onontbeerlijk is, en hieruit hare meerdere voortreffelijkheid en noodzakelijkheid bewezen voor de maatschappij. 1800. Dan nog Péritonite guérie par le calomel et les frictions mercurielles. 1824.
Dank zij nu den Heer C. Broeckx voor zijn echt vaderlandsminnend werk.
Wij zijn zoo aanmatigend, dat wij wenschen bekend te zijn bij de geheele wereld, en zelfs bij de menschen, die komen, wanneer wij niet meer zullen zijn. En wij zijn zoo ijdel, dat de achting van vijf of zes personen, welke ons omringen, ons vermaakt en te vreden stelt.
Blaise Pascal.