De heilige familie, tafereel door P.P. Rubens.
Het tafereel waarvan wij hier de plaat mededeelen, prijkt in het Antwerpsch Museum, onder nummer 280, en draagt voor titel: De Maagd met den papegaai. Dikwijls hebben wij dit gewrocht hooren aanduiden, onder de benaming van: O.L. Vrouwe op de stoep. De oorspronkelijke naam is: De Heilige Familie. Die laatste betiteling schijnt ons ook de beste. Immers, de drie figuren die het tafereel uitmaken zijn: Jesus, Maria en Joseph. De papegaai versiert enkel, als geringe bijzaak, een hoek van het tafereel, en de stoep is slechts de grond van het doek, die nog deels door de figuren bedekt is.
De schilderij is op levensgrootte uitgevoerd. Het hoofdfiguur is de Zaligmaker. Hij is nog kind, gansch naakt; maar zijn welgevormde en reeds forsche lichaamsbouw schijnt hem de spruit eens reuzengeslachts te doen zijn en boezemt ontzag in. Met de rechterzijde leunt hij tegen zijne prachtige wiege, die door een met bloemen versierd kleed overdekt is. Met het bovenlijf rust hij in den arm zijner moeder, die met de rechterhand zijne fijne blonde krullen streelt.
Maria is door den grooten meester niet voorgesteld gelijk het velen onzer schilders van heden doen. In plaats van een tenger en halfvolwassen meisje, schiep Rubens de vrouw die Christus baarde, als eene wezenlijke en gezonde moeder. Gansch haar voorkomen is ontzagwekkend. Van gelaat is zij uitgelezen. Hare bruine haren zijn eenvoudig, doch bijzonder bevallig opgetooid en achter het hoofd door een gaasachtig wit linnen omwonden. De hals van Maria is naakt, alsook de helft van haren boezem, die verder verborgen is, onder een rood kleed, dat in losse plooien en zachte schaduwen haar tot over de voeten daalt. Achterwaarts en rechts hangt een hoogblauwe mantel haar om de leden.
Links, een weinig naar achter, zit de heilige Joseph. Het is een man in den vollen zin des woords. Zijn lichaamsbouw is reusachtig; zijne huid getaand door het manlijk bruin. Met de hand in zijnen langen en breeden baard, rust hij op zijnen forsch gespierden arm, en staart, onder zijne zware wenkbrauwen door, met eerbied en zalige voldoening op de wederzijdsche liefkozingen van kind en moeder. Een purperen kleed hangt hem over de breede schouderen; maar lager is hij in eenen wijden geelen mantel gewikkeld, die in wilde vouwen achterwaarts geslagen is.
Links is het tafereel bezet door eene zware kolom, op welker voetstuk een geel- en groengevederde papegaai speelt met de ranken van eenen malschen wijngaard, die het bovengedeelte dier kolom heeft omwassen.
Het geheel dier schilderij is eenvoudig, maar toch grootsch, zooals de meeste scheppingen van den vorst der schilders.
In zijn leven schonk Rubens dit gewrocht aan de Antwerpsche St. Lucas-Gilde. Waarschijnlijk om zich te ontslaan van het vervullen der ambten, tot welke hij bij die gilde als lid kon worden gekozen. Tot in 1794 versierde het de zoo vermaarde Schilders-Kamer. Toen werd het ons, met zoovele andere kunstjuweelen, door de Fransche Republiek ontstolen; doch in 1815 werd het aan Antwerpen terug gegeven, en sedert is het een schat van ons Museum.
F.J.