De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Godeschalk RosemondtGa naar voetnoot(1).Van treffelijke ouders te Eindhoven rond 1483 geboren, kwam te Leuven zijne studiën doen. In 1502 werd zijn naam in den algemeenen kamp voor de wijsbegeerte de derde afgeroepen. Daarna legde hij zich op de godsgeleerdheid toe en wel met zulke onderscheiding dat men hem bekwaam oordeelde om tevens in de pedagogie den Valk, waar hij als student had ingewoond, de wijsbegeerte te leeraren. Als regent zijner fakulteit trad hij ten jare 1509 in den bestuurraad der Hoogeschool. Alles viel Rosemondt wel mede; maar ook zijne geleerdheid en begaafdheden maakten hem alles waardig. Den 4 September 1515 overleed Lukas Walteri (Wouters) en diens dood opende het gestoelte van kanonik van tweeden rang in S. Peeters voor Rosemondt, die alzoo eenige lessen van godsgeleerdheid had te geven. In 1516 werd hij doctor uitgeroepen en in 1520 verheven tot kanonik van eersten rang en gewoon hoogleeraar in vervanging van Antoon Crabbé, een Mechelaar. Dit zelfde jaar zag hem ook rector worden. Paus Adrianus VI had bij uitersten wille van 4 September 1523 zijn huis op het Verken staande, bestemd tot een kollegie voor godsgeleerdheid. De testamentuitvoerders stelden Rosemondt als voorzitter van dit nieuw onderwijsgesticht aan. Doch deze eerste voorzitter bleef niet lang aan het hoofd van het Pauskollegie: hij stierf immers den 5 December 1526, in den weinig gevorderden ouderdom van 43 jaren, beweend door de Hoogeschool wie hij tot eer en roem verstrekte, en van het volk, dat hij hartelijk beminde. Zijn lichaam licht begraven in de Gasthuis-kerk, waar hij vele jaren met aller tevredenheid het herderlijk ambt had uitgeoefend. Paquot haalt den tekst aan van zijn grafschrift, behelzende 's mans grooten lof en verdiensten. En waarlijk Rosemondt was een geleerd en heilig priester, van wien Erasmus zelf getuigt: vir melior quem pro vulgari sorte theologorum, een man van stichtende levenswijs, vol iever voor der menschen heil en zaligheid, een allerwelsprekendste predikant, en zeer milddadig voor de arme burgers en studenten. Trouwens hij stichtte studiebeurzen in de kollegies van den H. Geest en van Paus Adrianus VI en nog een jaarlijksche uitdeeling van 40 guldensGa naar voetnoot(2). Ja, ondanks al zijne bezigheden, wist bij nog den tijd te vinden om het volk en zijne ambtgenooten bij schrifte te onderwijzen en allerleerzaamste boeken in 't licht te geven. En zoo meldt Paquot van hem een Korten uitleg van het gebed des Heeren dat in het Nederduitsch moet geschreven zijn, vermits Rosemondt in zijn Confessionale, c. XII, art. 20, zegt dat hij dit boekske had gemaakt tot onderricht der geloovigen.
Hij schreef 2o: ‘Confessionale.... liber peroptimus clero et vulgo deserviens, cuilibet confessario, et recte confiteri volenti admodum utilis ac necessarius, editus et collectus per Godtscalcum Rosemondt de Eyndhovia, Artium et Sacrae Theologiae Professorem et Verbi Dei concionatorem: de modi ritè confitendi, recte vivendi et salubriter moriendi.’ Antv. Mich. Hillenius Hoochstratanus 1518, 12o, 576 blz. - Item onder dezen titel: ‘Confessionale sive libellus modum confitendi pulcherrime complectens etc. editus a celeberrimo Academiae Lovaniensis artium et sacre Theologie professore divinique verbi declamatore facundissime Godscalco Rosemondo, Endoviensi denuo ab eodem recognitus et castigatus anni 1519 mensi Augusti die quinta.’ Op 't einde staat: ‘impressum Antverpie juxta portam camere per me Henricu̅ Eckert de Homberch anno Domini MCCCCCXIX, 4o, 263 blz. Item, ab auctore tertio recognitum. Antv. Mich. Hillenius 1525, 12o, Item jam postremum recognitus et castigatus. Lov. Joannes de Winghe (of Waen), 1554, 371 blz. 12o.’ Dit werk, zegt Paquot, hoewel in gemeenzamen stijl opgesteld, is echter voor dien tijd tamelijk geleerd. Rosemondt maakt daarin gebruik van S. Thomas Summa om de casus conscientiae te beslissen. Dit zelfde werk bestaat ook in 't Nederduitsch en voert den volgenden titel: ‘Dit is een seer profitelijck boecxken van der bichten ende va̅ die seven doodtsonde, ghemaect va̅ meester Godschalc Rosemondt va̅ Eyndhoven Doctoor inder Godheyt. En leert ons de̅ rechten wech en maniere om wel te leve̅ om salichlijc te sterve̅ en altijt een vierich gerust hert te hebbe̅.’ Met een printje een biechtstoel voorstellende. Achter aan 't einde des boeks in-16o van 415 ongecijferde bladzijden, leest men: ‘gheprent T Antwerpen binnen dye camer poorte int huys van Delft. By mi Henrick Eckert van Homberch. Int iaer ons Heeren MCCCC ende XIX den XX dach in December.’ Dit om zijn ouderdom voor de Vlaamsche taal belangrijk boek, is geene vertaling van het Confessionale sive libellus, door een Belg vervaardigd, maar de Noord-Brabander Rosemondt heeft zelf zijn Latijnsch gewrocht in 't Neêrduitsch omgewerkt om 't een en 't ander gelijktijdig in 1519 te laten verschijnen; trouwens bent, mer, onverwandelic zijn woorden, welke in den mond der zuid-Nederlanders niet gehoord worden. Onder het huis van Bourgonje genoot België veel voorspoed, maar zijne taal ging achteruit: in het hof sprak men Fransch; de adel aapte het hof na en de burgers den adel. Hierdoor werd de zoo krachtige taal der XIVe eeuw in de XVe verbasterd. In de eerste helft der XVIe eeuw, onder onze landvoogden Margareta van Oostenrijk en Maria, keizer Karels zuster, nam het Fransch spreken bij de grooten nog immer meer toe, en de taalverbastering tevens. Rosemondt is niet heel en gansch van deze vlek vrij te pleiten: zoo tref ik bij hem, conditie, circumstantie, creatuere, ordinere en andere basterdwoorden aan. Wat de spelling raakt, deze is niet eenzelvig; de schrijver of drukker zou hier wat meer oplettendheid hebben moeten aanwenden. Zoo lees ik bijv. ghi en ghij, zijn en sijn, yemant en iemant, yegelijc, dootlijck, opelic, onbehoorlike, verdoemelicke, ic en ick, ten tide, wise man en wijsheit, heilige gheest, en heylighe geest, schuldich en onschult, twifelen, verkrigen, behagen, grote, so, enich, eenig, eenighe, ewig, eewig, enz. Nogtans gebruikt Rosemondt doorgaans de dubbele vokaalspelling in de scherplange klanken, als: persoone, verleenen, vreese, ghelooven, hoogher; maar soms verlengt hij nog de o met e als in soen, voerdaen (voortaen), doort licht, door het licht. Ziet hier een staalke van 's mans schrijftrant: | |
Voorrede des boeks.‘Want seer veel me̅schen doer onwetenheyt blindelinghe | |
[pagina 47]
| |
gaen ter hellen waert want si gheen volcomen biecht en spreken, geen warachtig berouwe devocie noch liefde en hebben. En niet veel en weten waer dootsonden in gelegen is: ende dat haren staet en salicheyt der sielen aengaet. So heb ic ter eeren van den bloedighen ghecruysten Ihesu en dye schoone moeder Maria en salicheit der sielen dit boecxken geordineert. Ende ter eeren van die VII bloetsstortinghen Christi Ihesu en VII sonderlinghe droeffenisse van Maria wordet ghedeylt in VII tractaten. Dat eerste tractaet is van dootsonden en van dagelijcsche sonden int generael lerende ons onderscheyt tussche̅ dootsonde en daghelicse sonde̅. En hoe dat wi wete̅ sullen, als wi dootsonde doen om daar volkomelijck af te biechten. Ende van menigherley consent, daer doodlijcke sonde̅ in gheleghen sijn. Desen tractaet bevat XXIIII capittelen. Dat tweesten tractaet is vander bichten en van de VII dootsonden int speciael, ende heeft twee deelen. Deerste gedeelte heeft twee capittelen. Int eerste capittel staen IIIJ conditiën die van noode sijn om warachtich biecht te spreken. In tweeste capittel staen X casus en manieren als men die biecht verhalen moet. Tweeste deel leert ons biechten een yeghelijc in sinen staet van die VII dootsonde̅ ende heeft VII capittelen. Dat derde tractaet is van onrechtvaerdich goet ende om volcomen restitutie te doen. Ende heeft LXXX capittelen.’ enz. Dat eerste tractaet is van de dootsonde int generael ende heeft XXV capittelen. | |
Dat eerste capittel.‘Dootsonde, als Sint-Augustijn zeyt, is een afkeeringhe van dat eeuwig onverwandelic goet, dat God is en een toekeringe tot eenighe verganckelike creature, te wete als ghi die liefde van eenige creaturen stelt boven die liefde gods. | |
Dat tweetste capittel.‘Dootsonde berooft dye menschen van dat leven der gracie̅n want die in dootsonde staet is doot in der sielen, want god die dat warachtig eewich leven is, is verre verscheiden van den sondighe menschen. Als David zegt. Ende so en mach dootsonde ne̅mermeer staen ghelijck in yemand metter gracien gods, want onmogelic eest da ghi te samen gods kint ende duivels kint sult sijn staende inder liefden ende in den haet Gods.’
De kenners zullen uit het aangehaalde genoeg zien dat Rosemondt de proza zoo goed als zijne tijdgenooten wist te schrijven. Foppens en Paquot hebben dit Vlaamsch boek niet gekend.
L.W. Schuermans, pr. |