De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe eerste uitvinder der orgels en van het snarenspel.De menigvuldige speeltuigen zijn in verschillige tijdvakken uitgevonden. Wij treffen in eene oude kronijk van W. van Heyst eenen zeldzamen naam aan, als dien van den uitvinder der orgels en van het snarenspel. Wij deelen hier dit belangrijk stuk mede: ‘Anno mundi CXXX (130) jaer beaerde Eva eenen sone, Seth, die den Heere vreesde ende diende. Ante Christi Vm LXIX (5069). Anno mundi eodem, wan Caijm, aan Calmana sijn suster ende wijf, eenen sone, die Enoch hiet; ende Enoch wan Yrad, wan Maniael, wan Mathusalem, wan Lamech. Deese was d'ierste die twee wijven hadde; d'eene hiet Ada, ende d'ander hiet Sella. Lamech wan noch aen Ada eene soone, Jubal. Deese vant die muijsijck, als orgelen, ende snaerspel. Ende die proporcie ende consananci nam hij vuijten geclanck van hamerslagen op metael, als dat hol is; duer begheerlicheijt der ooren. Lamech was d'ierste die twee wijven hadde: d'eene hiet Ada, ende d'andere hiet Sella. Lamech was zoon van Caijm, en had noch een zoon van Sella. Men leest in de kronijk: Lamech wan aen d'ander wijf Sella, eenen sone, Tubalchaijm. Die was een smit met den hamer, in alle metaal, ende in ijser en ketels, ende al dat hol was, ende plaat, om in te graveren; duer begheerte der ooghen.’ De Grieken noemen Apollo, Merkur en Minerva als hunne uitvinders van speeltuigen. Dit gebeurde 2000 jaar vóór Christus gebooorte. Apollo vond de cither uit, Merkur de lier met 7 snaren, en Minerva de fluit. Bacchus (Dionysus) bracht overal muziek, zang en poëzij in. Pan is de uitvinder der zeventoonige fluit. Later hebben Euterpe, Hyagnis (1500 jaar vóór Christus), Marsyas (zijn zoon), Amphion, Doricus, Daphis (uitvinder der schalmei), Tyrrhenus, enz. veel bijgebracht tot de volmaking der oude speeltuigen. Zie hier wat een Nederlandsch toonkunstenaar, Jacob Lustig, in Groningen, het jaar 1771 schrijft, over de speeltuigen der ouden: ‘Met de speeltuigen is het een verwarde boedel. Eenige boekschrijversGa naar voetnoot1 hebben ons die der oude Hebreërs en Grieken, in printen, gespaard; hoewel geen sterveling, van de hedendaagschen, bij alle volken des aardbodems gebruikelijk, zelfs de bloote namen, veel minder de rechte behandeling kent.’ Ed. G.J. Gregoir. |
|