Ontdekkingsreis.
Er zijn belangwekkende tijdingen ontvangen van de ontdekkingsreis die de heeren Robert Knowles en René Daguet, een Amerikaan en een Franschman, in midden-Afrika volbrengen. Zij hebben het middenpunt der groote hoogvlakte bereikt welke geheel dit werelddeel bestrijkt. Op den datum hunner laatste brieven bevonden zij zich onder den evenaar, tusschen den vijfden en zesden zuidergraad. Ondanks de bovenmatige hitte had hunne gezondheid niet geleden, dank aan de goede gewoonte welke zij van bij den aanvang hunner reis hebben genomen, zich geheel naar de levenswijze der inboorlingen te regelen. Rond den 22n graad ontmoetten zij de expeditie van kapitein Stoppleton, die ongeveer naar hetzelfde doel als zij streeft. Van dat oogenblik af hebben de twee karavanen zich tot eene enkele versmolten. Volgens wat men schrijft, zal deze koene tocht schoone uitkomsten voor de aardrijkskunde opleveren. De brieven, kaarten en plans der expeditie zijn te Boston aangekomen.
De reizigers bevestigen dat midden-Afrika volstrekt niet uit zandwoestijnen, maar integendeel uit ongemeen vruchtbare landouwen bestaat. Het rundvee is er zoo menigvuldig, dat men gemakkelijk al de Europesche markten van daar zou kunnen bevoorraden. Wat de menschen betreft, indien de heeren Knowles, Daguet en Stoppleton er zich niet altoos over te beloven gehad hebben, zoo hebben zij er zich toch niet veel over te beklagen. De zwarten zijn zeer goedwillige lieden.
De reizigers zijn voornemens over den evenaar te trekken en langs oost of west naar Europa en Amerika terug te keeren, alwaar zij eene beschrijving hunner reis in 't licht zullen geven.
Sedert eenige jaren werden verscheidene zeer merkwaardige beschrijvingen van reistochten in midden-Afrika uitgegeven. Wij stellen ons voor eerstdaags eenige belangrijke episoden uit eene van die reisbeschrijvingen op te nemen in de Vlaamsche School, wier lezers ongetwijfeld met genoegen wat meer zullen vernemen betreffende de zeden der bewoners en de gesteldheid van het geheimzinnige werelddeel dat Afrika heet.
Zelden doet ons het verdriet, dat men heeft, over slecht doorgebrachten tijd, dien, welke nog overig blijft, beter besteden.