Over de pracht en weelde in verband tot de vrouwen.
In den Engelschen Spectator, waarvan de eerste aflevering op 12 Maart 1711 verscheen, en die den beroemden Joseph Addisson voor hoofdopsteller had, lezen wij het volgende dat in 1866 zijne toepassing niet mist en welk wij uit dien hoofde overnemen:
‘Meer dan eens heb ik nagedacht over de zeldzame geaardheid der vrouwen, die zich als laten begoochelen door alles wat uiterlijken praal is, ofschoon daar niets wezenlijks in opgesloten licht, en over de oneindige rampen welke zij zich door die zwakheid berokkenen.
De gewone omgang van de meeste vrouwen draagt niet weinig bij, om deze zwakheid, die haar als aangeboren is, in haar levendig te houden. Spreekt men van eenige nieuwgetrouwden, zoo vragen zij aanstonds of het menschen zijn die fortuin bezitten en eenen grooten trein voeren. Wordt er van deze of gene afwezige jufvrouw gerept, zoo is het, tien tegen áán, zeker dat zij 't een of ander op haar gewaad zullen weten af te wijzen. Welke stof tot gesprek, als er ergens een bal of eene bijeenkomst is geweest! Wordt er eene verjaring of een geboortedag gevierd, zoo hebben zij voor een jaar genoeg om er over te praten.