De Zuiderzee.
De Zuiderzee, waarschijnlijk dus genaamd, omdat de invaart van het noorden naar het zuiden geschied, was in oude tijden slechs een meer, Flevus genaamd. Doch de Noordzee uit hare natuurlijke grenzen tredende, heeft hetzelve allengs in eenen zeeboezem van 70 uren omtrek veranderd, Bij gebrek van aanteekeningen, weet men niet juist hoe en wanneer zulks geschied zij. Men verhaalt echter, dat onder de regeering van Willem II, bijkans de geheele uitgestrektheid der Zuiderzee nog eene bekoorlijke landstreek was, vol heerlijk weiden, akkers, bosschen, steden en dorpen. Hatman Galama, een Vriesch edelman, had in deze streken zijne landgoederen. Eens in het veld wandelende, zou hij eenen levendigen haring in eenen greppel die vol water stond, en geene de minste gemeenschap met de zee had, ontdekt hebben. Hij besloot daaruit, dat de zee eene onderaardsche gemeenschap met denzelve had, en den grond reeds ondermijnde. Hij haastte zich dus, om zijne landgoederen te verkoopen, welke schranderheid hem van groote waarde was, wijl weinige jaren daarna, alles door de onverzaadbare zee verzwolgen werd. Waar voorheen talrijke kudden graasden, werpen thans de schepen hunne ankers!
Een bijkans soortgelijk voorval, hetwelk eenige eeuwen vroeger zou plaats gehad hebben, vindt men in het Oostfries Historie-kronijkje in de volgende bewoordingen opgeteekend: ‘Anno 513 't gebeurde dat de meid van de Hr. Ivo Happers, wonende tusschen Hoorn en Stavoren, uit een gegraven gat water puttende een levendige hering in de emmer kreeg; dat aan haar heer hebbende verhaald, zoo heeft hij dit van een toekomende watervloed uitgelegd, en daarom ook aanstonds zijn landen daar in liggende verkocht.’
Zooals men weet is de Zuiderzee gelegen tusschen de provinciën Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Holland. Zij wordt ten noorden door de eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland gescheiden van de Noordzee, met welke zij alleen door de engten of zeegaten tusschen de genoemde eilanden gemeenschap heeft. Zij bevat de eilanden Wieringen, Marken, Urk en Schokland, alsmede eene menigte zandbanken, en vormt in 't Zuid-Westen den diepen inham het IJ.
De voornaamste rivieren die zij opneemt zijn de Vecht, de Eem, de IJssel, het Zwarte-Water en de Kuinder.
De verwaandheid is zoo zeer in het hart des menschen geankerd, dat een metserdiener, een koksmaat, een pakskensdrager, met zich zelven is ingenomen, en zijne bewonderaars wil hebben. Ja, de wijsgeeren zelve willen deze. Zij, die tegen den roem schrijven, verlangen den roem te hebben van wel geschreven te hebben; en zij, die hen lezen, willen den roem hebben van ze gelezen te