Rechterlijke Kunstkronijk.
Men zal zich herinneren dat in de tentoonstelling van Mechelen een ivoren standbeeldje prijkte, Godfried van Bouillon te paard voorstellende, en welk aan M. Mouriau, van Elsene, bij Brussel, toebehoorde. De eerste cataloog zegde dat dit beeldeken van de XVIIIe eeuw herkomstig was. M. Simonis bekloeg zich dat men zijn werk had nagemaakt, en M. Mouriau sedert verscheidene jaren het gerucht had verspreid, dat dit beeldeken hem het denkbeeld zou hebben geleverd van zijn ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon dat op de Koninklijke Plaats te Brussel staat.
Na nabij eindelooze rekwesten is er voor het gerecht vastgesteld: Dat Mouriau altijd het verschil had doen uitschijnen tusschen zijn standbeeldeken, dat hij in 1859 in Duitschland had gekocht, en het werk van den Belgischen beeldhouwer; 2o dat het niet aan M. Mouriau moet toegeschreven worden dat zijn beeldeken, in den cataloog, wordt opgegeven, als van de XVIIIe eeuw herkomstig zijnde. - Diensvolgens heeft de rechtbank M. Mouriau in het gelijk gesteld.