Driejaarlijksche tentoonstelling, ingericht door de Maatschappij ter aanmoediging van fraaije kunsten, van Gent.
Op 15 Augusti had te Gent de opening der tentoonstelling van beeldende kunsten plaats, zonder openbare plechtigheid. De heeren Gouverneur, Burgemeester, Schepenen, leden van den gemeentenraad, de besturende commissie der maatschappij, talrijke kunstbeoefenaren en liefhebbers waren aanwezig.
De tentoonstelling is schoon; even als verleden jaar in Antwerpen, zijn er geene buitengewoon uitstekende werken; dit kan men enkel hieraan toeschrijven dat de afstanden tusschen de ware talenten minder groot zijn als in vroegere jaren, meest al de werken die in de drie benedenzalen prijken, hebben eene echte kunstwaarde en verdienen gezien te worden, door alwie eenig belang in de vooruitgang der kunst stelt.
In de ronde zaal prijkt een der laatste werken van A. Wiertz; het stelt: Christus de partijschap beoordeelende voor; onder het tafereel hangt een rouwkrans door de kunstgenootschappen der stad ter nagedachtenis van den onsterfelijken meester geschonken.
Wat vooral de aandacht tot zich trekt, zijn de portretten van M. Dumortier, lid der Kamer van Volksvertegenwoordiging, door L. Gallait, en dat van mevrouw van der Stichelen, door L. de Winne; dit laatste heeft niet alleen grooten bijval maar weêrstaat zijnen machtigen tegenhanger, het werk van den beroemden Gallait; ook heeft M. de Winne met dit portret buitengewoonen lof op de laatste tentoonstelling van Parijs verworven en werd hij, bij keizerlijk besluit, tot ridder van het Eerelegioen benoemd.
Deze welverdiende hulde is met de meeste vergenoeging vernomen, en met recht; M. de Winne is een der beste schilders van Gent.
Wat ons vooral getroffen heeft, is, dat meestal de gentsche kunstbeoefenaren op de tentoonstelling vertegenwoordigd zijn, en wel vertegenwoordigd; de ouderen houden hunne faam staande, en onder de jongere zijn er, die met werken zijn opgekomen die de schoonste toekomst voorspellen, en onder deze tellen wij de gebroeders de Vriendt; Albrecht heeft de H. Elisabeth van Hongarië en Juliaan de H. Godelieve tentoongesteld.
Onder de bijzonderste tentoongestelde werken tellen wij die van de volgende reeds gunstig gekende kunstbeoefenaren: Achenbach, Alma Tadema, Bellangé, Bohn, Bowra, Chaplin, Courbet, de Heuvel, Dell'Acqua, de Senegcourt, Fourmois, Hamman, Henedoes, Jacob Toff, Holtzapffel, Hoppenbrouwers, Hubner, Huysmans, Ittenbach, Jungheim, Keelhof, Kruseman, Lassito, Leleux, Marinus, Moeselagen, A. Muller van Dusseldorf; V. Muller van Francfort; Offermans, Papelen, Peschel van Dresden, Portaels, A. Robert, W. Roelofs, Bolfiaen, Stallaert, Stortenbeker, Stroebel, Taijmans, Tenkate, P. Van de Vin, van Everdingen, B.J. Van Hove, van Imschoot, van Kuyck, van Schendel, Ch. Venneman, Verveer, Vervloet, Verwee, Veyrassat, Otto von Thosen, Ch. Wauters, Yvon de Tournemine, Isabey, Robert-Fleury enz. enz.
Wij hopen dat er vele werken moge aangekocht worden; en daar kan ieder aan bijdragen, het zij door eenen keus te doen in de