De prijs van uitmuntendheid.
Heer Redacteur,
‘Onder dezen titel las ik in uw geëerd blad van donderdag laatstleden eenige inlichtingen nopens den verdienstvollen jongeling Karel Ooms, van Desschel, laureaat der koninklijke akademie van Antwerpen. Wijl al uwe inlichtingen uit geene goede bron geput zijn, verzoek ik u het volgende in uw dagblad op te nemen:
Karel Ooms is de zoon van deugdzame en ieverige landbouwers, die, beter dan het algemeen der Kempen, de waarde van het onderwijs beseffen en behertigen.
Reeds van zijne vroege kinderjaren werd de kleine Karel onafgebroken ter school gezonden en werd door zijnen iever tot voorbeeld zijner medeleerlingen gesteld. In het jaar 1856 werd hij bekroond in eenen prijskamp van het lager onderwijs.
De tijd buiten de schooluren wist Karel te besteden tot zijn geloofkoosd vak; hij teekende huizen, kerken, boomen en schetste tafereeltjes met de pen, die van eenen wezenlijken aanleg getuigden. Was er in zijne geruite broek eenen lap gezet die met de stof niet overeenkwam, hij wist denzelve met de pen zoo fraai bij te schilderen, dat men hem slechts met moeite ontdekken kon.
Reeds begon zijn vak hem tot voordeel te verstrekken; hij teekende beeldekens en printen en verkocht dezelve voor twee, drij en vier centiemen aan zijne speelmakkers.
Eens werd hij beticht deel genomen te hebben aan eene vechtpartij, waarin twee heele gehuchten betrokken waren. De onderwijzer, die wel inzag dat Karel niet heel plichtig kon zijn, deed hem voor zijne straf van de gebeurtenis eene schets maken. - Het toeval brengt soms aardige dingen voort....
Juist op dit oogenblik komt M. Baeten, diocesane inspecteur, de school binnen. Hij ondervraagt den jongeling in de christelijke leering en geeft zijne verwondering te kennen over zijne kennissen. De onderwijzer scheen hierover gevleid en antwoordde dat zijne kenissen zich niet bepaalden bij een enkel vak, maar dat hij in alles uitmuntte, zelfs in het schilderen. Bij deze woorden haalde hij eenige stukjes uit den lessenaar, die den inspekteur van verwondering en ongeloof deden opzien.
Die kunst bekwaamheid moet aangemoedigd worden, zegde M. Baeten; zend mij morgen eenige zijner beste stukken op, wij zullen zien of er van den jongeling niets goeds te maken is.’ - Zoo gezegd zoo gedaan! -
‘De kleine Karel vervaardigde met bijzondere oplettendheid eenige nieuwe stukken, en men zond dezelve onder kruisband aan den heer Baeten, diocessaan inspecteur. Weinige dagen nadien kreeg de onderwijzer eenen brief van den heer Thielens, secretaris van M. Teichmann, die toenmaals gouverneur onzer provincie was, om hem inlichtingen te vragen over den jongeling en den stand zijner ouders om zoo haast mogelijk te laten weten of deze zouden kunnen bijdragen om hem de lessen der Akademie te laten volgen. Op het ontkennend antwoord werd er aan het gemeentebestuur een hulpgeld gevraagd. De gemeenteraad toonde zich bereidwillig om de kunst aan te moedigen, en schonk den jongeling eene jaarlijksche hulpsom.
De familie Teichmann en de heer Thielens waren den kleinen Rubens (zoo noemden zij hem) uitermate genegen; ook de heeren De Man, bij wien zijne zuster in dienst was, hebben den jongeling bij hen genomen en in alles als een eigen zoon behandeld.
Nog eens vlijtig aan het werk, ijverige Kempenaar! Hoe schitterend zal het zijn wanneer men u eens tot eenen hoogeren kunsttrap zal zien opklimmen. Dan zal het nederige Desschel zich verheffen, het zal zich met recht in uwe zegepraal verheugen en de Kempenaars zullen met hoogmoed een nieuwen kunstenaar in hunne jaarboeken aanteekenen.’
Wij vervolgen de opgave der prijzen:
In de teekenkunde, middelbaar onderwijs, prijs van uitmuntendheid: E. Carpentier, van Cuerne. - Overgangsafdeeling: R. Mols, van Antwerpen. - Lager onderwijs, eerste afdeeling: A. Van den Bergh, van Antwerpen.; tweede afdeeling, J. De Roeck, van Antwerpen.
Landschap- en dierenschildering, Middelbaar onderwijs, prijs van uitmuntendheid: A. Neetesonne, van Ostende.
Beeldhouwkunde en boetsering, hooger onderwijs, prijs van uitmuntendheid: J. Willems, van Antwerpen; middelbaar onderwijs, eerste afdeeling, prijs van uitmuntendheid: E. Polderman, van Meenen. - Tweede afdeeling, prijs van uitmuntendheid: N. Everaerts. - Lager onderwijs, eerste afdeeling, J. Van Genk, van Bergen-op-Zoom. - Tweede afdeeling: J.-B. Peeters, van Audegem. - Sieraden naar teekening, middelbaar onderwijs: J. Van Os, van Antwerpen. - Lager onderwijs, F. Verhoeven, van Antwerpen.
Bouwkunde, hooger onderwijs, prijs van uitmuntendheid: M. Van Ockelyen, van Lier. - Middelbaar onderwijs, eerste afdeeling, eerste sectie, Prijs van uitmuntendheid: K. Seldenslach, van Antwerpen; tweede sectie: J.J. Vielvoye, van Rotterdam. - Tweede afdeeling, eerste sektie, prijs van uitmuntendheid: A. Scheêpers, van Antwerpen; tweede sectie: de prijs voor de steensnede is door de rechters niet toegekend. - Timmerwerk, J. Clauwaert, van Antwerpen. - Lager onderwijs, eerste afdeeling: F. Leclercq, van Charleroi; tweede afdeeling, L. Huybrechts.
Scheepsbouwkunde. - Er hebben geene prijskampen plaats gehad. De leergang, werd onderbroken door het afsterven van den heer Gras, en is maar heropend na de benoeming van den heer H. Hertoghe, aangesteld bij koninklijk besluit van 28 december 1864.
Kunsten toegepast op de nijverheid, hooger onderwijs, prijs van uitmuntendheid: E. Bulckens, van Lier. - Middelbaar onderwijs, prijs van uitmuntendheid: H. Fredrickx, van Lier.
Sieraden, middelbaar onderwijs, P. Thewis, van Zierikzee. - Teekening naar het pleister, J. Greve, van 's Hertogenbosch. - Lager onderwijs, J. Vermand, van Antwerpen; E. Dieltjens, van Grobbendonck; A. Vorsselmans, van Antwerpen; P. Verbert, van Antwerpen.
Koper- en metaalsnede. - De tijd benoodigd tot het snijden eener plaat laat niet toe de prijskampen te openen.
Hebben tentoongesteld: middelbaar onderwijs, M. Vermeiren. - Lager onderwijs: H. Van der Borcht, beide van Antwerpen.