Schoon en deugdzaam.
(Vergelijking.)
De schoone vrouw is als de glans der Juweelen,
IJdel en nietig; zij prijkt slechts een stond.
De goede vrouw is als de lelie der wouden
Als de roos die haar geuren verspreidt in het rond.
D'eerste veroudert en laat geen gedachtnis
Die 't harte der goeden streelt en verheugt;
De tweede wordt grijs en biedt hare werken,
't Zijn geurige bloemen vol gaven en deugd.
De schoone vrouw treurt om den val harer schoonheid,
Niets blijft van haar' vorigen praal en genot;
De deugdzame vindt haar vermaak bij 't herdenken
Haar 's levens - dat afliep naar Godes gebod.
Aaltre, wintermaand, 1864.