De soldaat.
(When wild war's deadly blast was blawn.)
Zoodra de lieve, zoete vreê
Den woesten oorlog staakte,
Die vele kinders vaderloos
Zei ik den dienst vaarwel en trok,
Den ransel op de schouders,
Wel arm, doch als een eerlijk man,
Naar 't land heên mijner ouders.
Ik droeg in mijne borst een hart
Zoo licht als eene veder;
De handen rein van roof en moord
Keerde ik naar Schotland weder.
Ik dacht, al reizende, aan het dorp,
Waar Nancy mij verwachtte,
De maagd, wier toegenegenheid
Ik vroeg te winnen trachtte.
Zoo kwam ik eindelijk in het dal,
Waar ik als knaapjen speelde;
Ik ging door 't hout waar ik zoo vaak
Al kussend Nancy streelde.
Wie zag ik daar? O vóór mijn oog
Was Nancy zelv' verschenen -
Ik moest ter zijde gaan, opdat
Ze mij niet zou zien weenen.
O, stamelde ik, o meisjen, zoet
Als frissche dorenbloesem,
Gelukkkig is wie 't hart bezit,
Dat klopt in uwen boezem.
'k Ben arm, en heb nog ver te gaan,
Graag rusten eene korte wijl -
Ik diende trouw den koning!
Zij keek me zwijgend aan, en scheen
Mij schooner dan te voren....
Mijn lief, zoo zei ze, is ook soldaat,
Hem blijf ik toebehooren.
Treed vrij in huis en neem uw deel
Van 't maal dat wij bereiden:
Van hier zal nimmer ongetroost
Een brave krijgsman scheiden.
Maar eensklaps was de rozekleur
Van haar gelaat verschoten....
O! zijt ge Willie? riep zij uit,
En hield me aan 't hart gesloten. -
Ja, Willie ben ik, Nancy zoet,
Dat zweer ik u bij God, op wien
De krijg heeft uit, nu blijf ik t'huis,
O liefste hartsvriendinne!
En hebben wij geen geld noch goed,
Toch zijn we rijk aan minne. -
Och! zei ze, grootvaêr liet mij goud
En deze pachthoef erven....
En kom, soldaat, mijn eenig lief,
Wees welkom duizendwerven! -
| |
De boer en krijgsman zwoegen slechts
Opdat hun schat vermeere;
De krijgsman tracht naar roem alleen,
Des krijgsmans weelde en eere.
O vóór den dapperen soldaat
Dient gij het hoofd te neigen,
Want hij is 't, die zal strijden, als
Gevaren 't land bedreigen!
(Uit het Schotsch, naar Robert Burns).
|
|