De Vlaamsche School. Jaargang 11(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het meêdoogend kind. Lieve kussen, zacht en warm Rust mijn hoofdjen op uw dons. Ja, wanneer de winden brullen Bij het dondrend schrikgebons, Blijf ik voort mijn slaap vervullen. Vele kleinen, arm ellendig, Zonder moeder, zonder woon, Slapen op geen pluimen kussen, Loopen met bekreten koon; Niets kan hunne tranen sussen. En wanneer ik in mijn bede Soms die schamelen gedenk; Zij die pijn en honger deelen Zeg ik: goede God, éen wenk! Wil het leed dier kleinen heelen. Dankbaar, zal ik immer wezen Om dat God mij ouders zond, Die mij zorg en troosting geven; Mijne liefde is hun gejond; 'k Wil tot hunne vreugde leven. L.F. David. 1863. Vorige Volgende