De Vlaamsche School. Jaargang 11
(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
hartroerende tafereelen te ontwikkelen, dan het verhevene drama, niets gunstiger om fijne en stichtende karakters af te schilderen dan de vernuftige comedie, niets gepaster om, bij nuttige wenken den lachlust op te wekken, dan het geestige blijspel. En ondanks dit alles, worden bij ons de tooneelwerken weinig of niet gelezen. De reden hiervan is, zonder twijfel, de onduidelijke letter en de zorgeloosheid, waarmede ze tot nog toe gedrukt werden. Hierin willen de uitgevers dezer Tooneelbibliotheek voorzien. Zij willen de scheppingen voor het tooneel zoo sierlijk laten verschijnen, dat ze waardig zijn naast de andere vruchten onzer nationale letterkunde te prijken. Opdat de stukken zelve de schoone uitgaaf zouden evenaren, hebben zij zich de medewerking der bijzonderste schrijvers verzekerd. Geene stukken zullen worden opgenomen, dan diegene, welke nieuw en oorspronkelijk zijn, en nationale en letterkundige waarde bezitten. De uitgevers rekenen op de ondersteuning der talrijke tooneelmaatschappijen en op heel het lezend publiek. Indien deze onderneming gelukt dan zal het vaderland zich weldra mogen beroemen op den bloei van een al te lang miskend vak der Vlaamsche kunst. Want bekennen wij het maar, ofschoon geen vak der letterkunde ernstiger en veelvoudiger studiën vereischt dan de tooneelkunde, toch zijn zij, die er zich belangloos op toeleggen, zeer weinig gekend en luttel geacht. Bij andere Natiën is het gansch het tegendeel. Vele der Hollandsche, Duitsche, Fransche en Engelsche schrijvers hebben naam en roem verworven met voor het tooneel te werken. Hunne voortbrengselen werden den lezeren in prachtuitgaven aangeboden en alom verspreid. Dit doel hopen wij hier ten onzent door deze uitgave te bereiken, met aan een goedkoopen prijs, in eene sierlijke letter, eene nuttige en tevens aangename lezing te verschaffen. | |
Wijze en voorwaarden van uitgave:De Bibliotheek van oorspronkelijke tooneelstukken zal in maandelijksche afleveringen van 2, 3 of meer vel verschijnen. Elk vel, van zestien bladzijden, formaat, letter en papier gelijk aan het prospectus. In 't geheel zullen er jaarlijks 36 vel het licht zien. Men kan niet minder dan voor een geheel jaar inschrijven. Inschrijvingen worden ontvangen op het bureel van de Bibliotheek van oorspronkelijke tooneelstukken, H. Geeststraat 18, te Antwerpen bij Ed. Donné, boekdrukker, en verders bij de voornaamste boekhandelaren. | |
De veroordeelde, door E. van Driessche.Juichten wij, bij het verschijnen van de eerste aflevering dezer bibliotheek, het plan van den uitgever toe, na de tweede gelezen te hebben kunnen wij niet nalaten hem, of liever den schrijver van: De veroordeelde, een woord van ingenomenheid en lof toe te staan. Zonder ons schuldig te maken aan de zonde dier eeuwige wederkeerige bewondering, waaraan de vlaamsche letterkunde maar al te veel mank gaat, mogen wij De veroordeelde een in de meeste opzichten voortreffelijk stuk noemen. Vooroordeelen, die vreeslijke kanker aan ons maatschappelijk samen leven, bekampen, - den huichelaar zijn masker afrukken, - het net ontdekken waerin list en laagheid de onschuld verstrekken, - Bedrog en valschheid op hare kromme wegen nasporen en aan het daglicht brengen, - moet het tooneel zich onder meer andere tot plicht stellen, wanneer het ons, nevens het wezen der deugd, het kwaad in geheel zijne naaktheid wil openbaren, tot afschuw en verachting, tot waarschuwing en leering. Het is de taak der kunst, hierbij in acht te nemen: juistheid en natuurlijkheid van voorstelling, belangstelling en aandacht opwekkende volgorde van handeling en daadzaken, meer dan alledaagsche, verhevene, ja, dichterlijke opvatting van karakters en levensomstandigheden. De toeschouwer begeeft zich naar het tooneel meer om zich te vermaken, dan wel om te leeren; de kunst moet hem door middel van het eerste tot het laatste brengen. Waar het talent van den heer V.D. ons, in Jacob en zijne gade Maria, de slachtoffers voorstelt van den laster en van het zoo algemeene vooroordeel tegen ontslagen gevangenen, dit laatste, zonder dat men let op verzachtende omstandigheden en het overigens onberispelijk karakter van den misdadiger, daar zal zijn kunst dat zoo even genoemde doel bereiken. Die der opvoerende personen moet natuurlijk voor eene groote menigte het hare doen: bij de lezing van het stuk heeft het reeds bij ons die uitwerking gehad. Maar - die ongelukkige maar's! - een paar vragen houde de heer V.D. ons ten goede. Waarom geeft de schrijver toe aan dat zoo ongelukkig mistasten van een legio vlaamsche tooneelschrijvers, die het hoogste punt der kunst meenen bereikt te hebben, als zij ons het volk kunnen voorstellen geheel getrouw en juist naar de natuur, dat wil zeggen, naar zijn' ruwe, onbeschaafde of onbeduidende natuur? Wij hebben er vrede meê dat men ieder de taal van zijn stand laat spreken, dat men een fabriekwerker, de spraak van zijn fabriekwerkersgemoed als van zijne fabriekwerkersgeestesontwikkeling doet bezigen; maar waarom hem de vrijheid te geven dit te doen in zijn ruw en onbeschaafde mondeigen? Heeft de nederlandsche taal reeds zoo veel kracht in het vlaamschsprekend gedeelte van ons land, zijn de Vlamingen reeds zoo ervaren in en gemeenzaam met de door de meesten hunner - God zij dank - vurig beminde moedertaal, dat wij ook als middel tot beschaving en grootmaking dierzelfde taal het tooneel kunnen ontbeeren? Het tooneel, dat hier als vast schouwspel, ginds in den vorm van rederijkerskamer of letterkundige maatschappij een zoo groot gedeelte uitmaakt van de uitspanningen der vlaamsche burgerij en dus zoo heerlijk een invloed kan uitoefenen op al wat wij nationaal, wat wij volkseigen noemen? Ten laatste, ofschoon wij zeer goed weten dat een menschenleven dikwijls ééne groote, aaneengeschakelde humor, mengeling van weenen en lachen, van vreugde en weemoed is, dat ook het tooneel als afspiegeling van het leven dat kenmerk mag dragen, meenen wij evenwel te mogen vragen: wat beweegt toch de meeste tooneelschrijvers immer gebruik te maken van dien paardenspel Clown of Arlekijn, in de Veroordeelde vertegenwoordigd door Marten en Fintje? Die twee personen doen den menschkundigen en verlichtdenkenden schrijver - hoedanigheden die den | |
[pagina 52]
| |
heer V.D. eigen zijn - oneer aan en trekken de aandacht af van de hoofdpersonen, die dezelve in meer dan gewone maat waardig zijn. Niets is volmaakt op de wereld; op letterkundig gebied echter kan alleen een oppervlakkig of beginselloos oordeel gebreken stilzwijgend voorbijgaan. Dat niet te doen acht ons blad zich wet, maar tevens het publiek aan te sporen kennis te maken met dezen tooneelarbeid, en daardoor zoowel den schrijver de beste belooning te schenken, als den uitgever aan te moedigen krachtig voort te schrijven met eene onderneming, die onzer letterkunde, wanneer mannen als V.D. medewerken, niet dan voordeelig kan zijn. Ook de vorm, druk en verdere uitvoering van deze uitgave laat niets te wenschen over. Edward van Schoot. |
|