De Vlaamsche School. Jaargang 11(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Mathilda. In uw tuin zijn mooie rozen, Bloemen rijk aan glans en kleur; Bloemen die het hert verrukken Door hun balsemende geur. Schooner dan die frissche rozen, Dan viooltjes vol van pracht, Is, Mathilda, uw minlijk wezen, En uw blik zoo lief en zacht. Talrijk als der madelieven Fijne, ranke bladrenrij, Zijn uw ziel en geestes gaven, Kunstvol is uw poëzij. Blanker dan de witte lelie Is uw zuiver teeder hert, Jammer dat het als zoo velen, Lijden moet aan wrange smert. Want o dierbare, als de bloemen Die en wind en koude schaadt, Zijn de schoonste en liefste schepsels Blootgesteld aan nijd en smaad. Gij, de parel onzer vrouwen, Om uw schoonheid aangebeên, Wordt reeds veel en wreed gelasterd, Afgunst kronkelt om u heên. Wandel voorts op deugdenpaden, Dat 't geluk uw aandeel zij! Spot met vuige nijd en laster, 't Slangengift der maatschappij. En gedenk als ge om haar snoodheid, Soms in stillen weemoed zucht: Dat de wespen 't liefste knagen Aan de schoonste en beste vrucht. L.F.D.... Maart 1865. Vorige Volgende