De Vlaamsche School. Jaargang 11
(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 34]
| |
Antonius Sexagius et het geslacht van TsestichGa naar voetnoot1.Schoon Antoon van TSestich of Sexagius, die in onze letterkundige geschiedenis dient gemeld te worden, van geboorte Brusselaar was, zullen wij hem toch onder de rei der vlaamsche schrijvers van Leuven plaatsen, omdat hij door zijnen vader en zijne studiën tot deze stad behoorde. Zijn overgrootvader, afkomstig uit de heerlijkheid van Tsestich, in Duitschland, achter Lutzemburg gelegen, kwam als ware ridder, in volledige wapenuitrusting, naar Braband over in gezelschap van graaf van Salm. Zijn zoon Ghisleen was met zijne vrouwe Katelijn van Vlaanderen te Leuven gehuisvest, en overleed den 8n Augustij 1505. In 1542 bewoonde zijne weduwe met haren zoon het hof, dat later het kollegie van Utrecht of den Hoogenheuvel is geworden. In dit jaar bekwam zij van 't stedelijk bestier de vergunning van achter hare huizing een doorgang in de oude vesten te mogen breken. In 1624 diende het nog als woonstede van jonkvrouw Anna van TSestichGa naar voetnoot2. Ghislein had ten minste twee zonen, zeer waarschijnlijk op den Hoogenheuvel geboren. De eerste heette Peeter, die na te Leuven meester in Arten te zyn geworden, naar Avignon vertrok en daar den graad van doctor in de geneeskunde bekwam. Den 9n Februarij 1526 keerde hij tot zijne geboortestad weder. De tweede was de beroemde advokaat Jan van TSestich, die, na met lof zijne studies geëindigd te hebben, zich te Brussel ging vestigen, en daar zijn beroep voor de rechtbanken schitterender wijze uitoefende. Men wilde hem kanselier van Braband maken, iets wat gewis, zoo Molanus opmerkt, voor zijn talrijk kroost allervoordeeligst zou geweest zijn; maer hij behaagde zich meer voor de balie, waar hij ongetwijfeld machtig veel geld met groote gedingen zal hebben gewonnen. Ondertusschen hij was raadsheer van verscheidene vorsten, en werd dan ook al als gezant naar de hoven van Frankrijk en van Engeland gezonden. Deze beruchte man stierf in 1558. Zijn lijk werd, volgens uitersten wil, naar Leuven overgevoerd en in de kerk van St-Quintinus begraven. Hij had in de koor dezer kerk een grootsch gedenkstuk voor zijne ouders doen oprichten. Het ligt er nog heden en wij lezen er op: d. ac m. gisleno a 't sestich, David Sexagius, borzenstichter, een zoon des overledenen Jans, onderpastoor, kanonik en zegelbewaarder van St-Peeters kerk te Leuven, had aan Molanus verhaald dat de steen dezes praalgrafs langs de Middellandsche zee, Spanje en Frankrijk te Antwerpen aangekomen was en van overscheping tot daar tachtig dukaten had gekost. Jan van TSestich is een zonderlinge weldoener van St-Quintenskerk en parochie geweest. Trouwens hij, de eerste van al, heeft met zijne giften zorg gedragen dat dagelijks het kerkelijk officie daar gezongen werd. In dit godsdienstig werk kwam de godvruchtige hertogin Maria van Hamale hem milddadiglijk ter hulpe. Het kristelijk onderwijs der jeugd nam hij ook neerstig ter herte. Inderdaad hij stichtte op het erfgoed van zijner moeders vader eene zeer uitgestrekte school, die gedeeltelijk bleef bestaan tot in 1855, wanneer ze werd afgeschaft. Het ander gedeelte dient tot pastorij der parochie. In den gevel bemerkt men een ronden blauwen steen, in wiens midden de naam Gods, Jehova, in hebreeuwsche letters staat te lezen en rondom dit opschrift: Joannes Sexagius infundo ab avo materno pauperibus addicto construxit anno 1567. Edoch zou dit sticht misschien den zoon, ook Jan genoemd, des beroemden advokaats niet mogen toegeschreven worden? Deze leste Jan was licentiaat in godsgeleerdheid, kanonik van St-Peeter, aartspriester van Loven en zegelbewaarder of sekretaris van kardinaal van Granvelle. Hij had een broeder met naam Desiderius, licentiaat in beide rechten. Desiderius Sexagius werd door den prins van Parma tot eersten kanselier van Braband verheven. Hij overleed te Leuven den 9 Mei 1585. In de koor van St-Quintenskerk is in den muur, aan den rechten kant van den hoogen autaar een vierkantig gedenkstuk gemetst, houdende: D.O.M. Antonius van TSestich, van wien wij vooral wilden spreken, was de oudste zoon des doorluchtigen rechtsgeleerden die te Brussel zoeveel lauweren inoogste. Gewis deed hij zijne studiën in zijns vaders geboortestad. Daarna werd hij een uitstekend advokaat van den Grooten-Raad van Mechelen. Ondertusschen bleef hij de litterariesche studie en taal-beoefening niet verwaarloozen. Hij bezorgde eene vermeerderde en verbeterde uitgave van het volgende werk: Pratique civile des Edelen Heeren M. Philips Wielant, raedt ons geduchts heeren Philips eerts hertoghe van Oostenrijke, hertoghe van Bourgognien etc. voorts zyn president in Vlaenderen ende naderhand hooft van syne hooghe rade neffens hem residerende. Van nieus oversien, gecorrigeerd ende ghesuppleert by M. Antonius van 't Sestich advocaet voor den voorschreven hooghenraedt te Mechelen. Antwerpen anno 1573 in-12. Daarna nog herdrukt te Rotterdam in 1603, in 1622 en 1642 en te Antwerpen in 1648. ‘Men voelde alsdan, dat is in van TSestich's tijd, zegt Willems, de noodzakelijkheid van de Nederduitsche spel- en spraakkunst aan vaste regels te verbinden. Ook hierin werden de eerste stappen door Brabanders en Vlamingen gedaan. Als blijkt, onder anderen, uijt de Nederduitsche spellinghe door Joos LambrechtsGa naar voetnoot(3) in 1550 te Gent en de Ortographia van de Nederduijtsche tale door Ant. van Tsestich in 1576 te Loven hij Jan Maes in-8o gedrukt.’ Dit boek, zegt Foppens, handelt vooral over de uitspraak en het brabandsch dialekt. Sexagius toont er zich in voor de dubbele vokaalspelling genegenGa naar voetnoot(4). Antonius | |
[pagina 35]
| |
van TSestich liet drij zonen achter geboren te Mechelen, te weten: Jan, doctor en professor in beide rechten te Leuven, waar bij in 1617, 1623 en 1628 hoogrector der Alma Mater was. Ik las ergens van hem: ‘Joannes van Tsestich Mechliniensis J.U.D. Lovanii regius decretorum professor et canonic ad S. Petrum. Vir varie et curiose doctus, inter benefactores et fundatores Academicos numerandus. Edidit Novam rationem tradendi jurisprudentiam. Obiit 10 Nov. 1634.’ De tweede, Willem, pastoor van St-Quintinus te Leuven, en Antonius, die in zijne stad Mechelen het burgemeesterschap en nog andere bedieningen bekleedde. L.W. SCHUERMANS, pr. |
|