met de gemeentefeesten van Augustij 1864, het ondergedeelte van het gebouw te gebruiken.
Bij de afbraak ontdekte men den gevel van het beluik der schutters, in 1551 door Gillebert van Schoonbeke gebouwd, en welke versierd was met cariatiden, de schildhouders van het wapen van Antwerpen en der Gilde, eenen wildeman en eene wilde vrouw voorstellende.
Het ware moeilijk de verschillende handelingen, tentoonstellingen, en schoone feesten aantehalen die sedert zijne stichting in het Verbond plaats hebben gehad; menigmaal hebben wij er in onze vroegere jaargangen aangeteekend, en wel bijzonderlijk in 1861 wanneer door zijne leden het Kunstcongres werd ingericht, ook breedvoerig beschreven door M. Eugène Gressin-Dumoulin. Thans doet zich een nieuwe en ruime gezichteinder op voor het Verbond; sedert lang waren de plaatsen onvoldoende om te voorzien in al de noodwendigheden van dergelijke instelling; het gaat eene nieuwe loopbaan intreden en zal zeker al den luister en de pracht aan zijne werkingen en feesten kunnen geven, dank aan de kundige en eenvoudige samenstelling der noodige zalen, uitgevoerd naar de teekeningen en onder de leiding van M.E. Gife.
Wij zullen voortaan al de bijzonderheden van het Kunstverbond mededeelen, wel te verstaan, als het bestuur, even als wij in ons tijdschrift, in zijne handelwijze boven alle politieke twisten verheven blijft, iets wat noodzakelijk is, voor den vooruitgang van schoone kunsten en letteren.
Op zaturdag 11 Februarij, had het eerste inhuldigingsfeest der nieuwe zalen plaats.
De inkom van het gebouw, langs de Arembergstraat, door eenen ruimen gang van 3½ meters, is zeer doelmatig en grootsch; links is de woning van den bode, wat verder in den gang, bevindt zich eene ruime zaal die voortaan dienen zal tot het houden van voordrachten over kunsten, letteren en wetenschappen alsook voor bergplaats der kleedingsvoorwerpen tijdens groote feesten; zij heeft eene oppervlakte van 100 meters.
Daar nevens ontwaart men eenen ruimen dubbelen trap leidende naar de groote zaal, alsook naar die bestemd voor tentoonstellingen. Wat verder wordt de gang doorsneden door eenen anderen gang, leidende naar den inkom langs de Willem-Tellstraat.
Recht doorgaande in den eersten gang, die op den hof uitkomt, is, rechts, eene wel ingerichte leeszaal van 90 vierkante meters waar de dag-, weekbladen en andere tijdschriften van verschillende politieke kleuren kunnen gelezen worden; deze zaal is 's avonds met talrijke bekken gaz verlicht.
Juist tegenover den inkom dezer zaal, is er eene andere ingericht voor estaminet voor de dagelijksche vereenigingen der leden; deze laatste heeft eene oppervlakte van 250 vierkante meters en heeft links uitzicht op den gang en rechts op den tuin. De zaal met fraaie tafels en stoelen met hooge leuningen voorzien, is eene der meest confortable die wij in Antwerpen kennen. Er zijn doelmatige maatregelen genomen om gedurig de lucht te vernieuwen zonder dat de versche lucht hinderen kan.
Daar nevens is eene welingerichte billardzaal van 75 meters vierkant.
Verders is er eene zeer wel geschikte eetzaal, de woning van den buffethouder, enz.
Boven de billard- en ververschingszalen, gangen, en leeszaal is de groote concertzaal, welke 750 vierkante meters telt, en omringd is van gaanderijen. Het middengedeelte is overdekt met een platboogvormig dak rustende op twintig kolommen eindigende met een halfrondvormig gedeelte, in vorm van absis, de plaats der toonkundige zangers of redenaars uitmakende. Vijf groote lichtkroonen met ontelbare gazbekken verlichten het middengedeelte; de gaanderijen zijn insgelijks met kleine luchters versierd.
Om zes ure 's avonds begon het inhuldigingsbanket in deze zaal; ongeveer 250 dischgenoten namen aan dit feestmaal deel; aan de eeretafel waren de volgende personen gezeten:
MM. J.F. Loos, voorzitter; ridder Ed. Pycke, gouverneur der provincie; Bon Nottebohm; de generalen Desart en Paris; de kolonels Sclobas en Gregoir; deze laatste is bevelhebber der Burgerwacht; J. Cuylits; Bon H. Leys; Ch. Pecher; D. Mauroy; O. Gunther; E. Rigelé; F. Bosschaerts; Ch. Montigny; F. Van de Leemput; P. Huybrechts en E. Gife.
Aan het nagerecht stelde M.J.F. Loos, voorzitter, een heildronk in aan Z.M. den koning en de koninklijke familie, waarin hij herinnerde dat op 5 September 1853, deze doorluchtige personen het Verbond met een bezoek vereerden en den eersten steen legden der gebouwen welke men toen voornemens was opterichten. Hij deed zien dat er sedert dien eene zedelijke verplichting op het Verbond woog, ofschoon verschillende omstandigheden belet hadden de vroegere ontwerpen uittevoeren; dat het Verbond niettemin, zich verplicht hield, jegens zijne doorluchtige bezoekers van 1853, en men zich gehaast heeft aan deze verplichting te voldoen, waarvoor ieder lid gedeeltelijk verantwoordelijk was.
Hij eindigde met den wensch uittedrukken dat de eendracht tusschen al de afdeelingen met overeenstemming der leden, nieuwe krachten zullen bijzetten, waardig van de kunsthoofdstad en waardig van de ondersteuning van den doorluchtigen erfprins.
Het leve de koning! sloot zijne rede die met toejuichingen begroet werd.
M. de Bon Nottebohm nam het woord en stelde een heildronk in aan den voorzitter van het Verbond, M. Loos; onnoodig te zeggen dat dit voorstel met algemeenen byval ontvangen werd.
M. Ridder Ed. Pycke, gouverneur der provincie, deed in warme bewoordingen zien welke diensten het Verbond aan de kunsten en wetenschappen bewezen heeft en bewyzen kan, en stelde eenen gelukwensch voor, voor de toekomst der vereeniging, die wel moet gelukken onder het bestuur van haren schranderen en ieverigen voorzitter.
De woorden des heeren gouverneurs werden met donderende toejuichingen begroet.
M.E. Rigelé, secretaris, stelde eenen heildronk in aan den heer gouverneur voor de ondersteuning die hij in alle omstandigheden leende aan de kunsten en letteren, hem bedankende voor het welwillend bewijs dat hij gegeven had van zijne toegenegenheid voor het Verbond, door de uitnoodiging voor het feestmaal te aanveerden.
Zijne tegenwoordigheid aan dezen disch is een bewijs, zegde de spreker, van de genegenheid en belangstelling welke onze werken hem inboezemen.
Langs alle kanten aangemoedigd, en zulke schoone gebouwen ten