De Vlaamsche School. Jaargang 11
(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijWillem van Engelen,Ga naar voetnoot(1)Wiens naam in 't latijn Guilelmus ab Engelis luidde, is te 's Hertogenbosch den 1 September 1583 geboren van Adriaan en Heleen Janssens, welke van het geslacht Lockeman afstamde. Deze wel beraden katholieke ouders zonden hunnen jongen Wilhelm naar Loven zijne hoogere studies doen. Na zich gedurende twee jaar op de wijsbegeerte te hebben toegelegd, werd hij in 1600 de 7e afgeroepen in den algemeenen kamp der vier Padagogien. In 1607, den 25 September, deed hij zijne eerste mis en den zelfden dag ook zijne licentie in godsgeleerdheid. Van 1606 tot 1616 was hij als hoogleeraar in de faculteit der Arten in het Wild Verken gevestigd, eerst van het grieksch, daarna van de eigentlijke wijsgeerte en in 1614 tevens van de Ethica Christiana. Den 11 October 1616 vierde onze van Engelen zijne plechtige doctorspromotie en ging dan als president in het Vigilius-kollegie wonen. In het begin van 1621 trad hij in den bestuurraad der Hoogeschool en werd in 1625, samen met Wilk Van de Velde, rektor gekozen. In dit zelfde jaar moest hij zijne les van de kristene zedeleer staken om den Eerw. heer H. Rampen te vervangen en te Perck theologische lessen te gaan geven. Dezen post vervulde hij elf jaar lang tot groote voldoening der abdijheeren. Den 28 mei 1639 onderging Lovens Hoogeschool een allergrootst verlies door het afsterven van Wiggers, den vermaarden godsgeleerde. Het staatsbestuur dacht niet beter diens kononiks- en leeraarstoel te kunnen vervullen dan met er W. Van Engelen in te plaatsen. Dit was een gelukkige keus. Trouwens deze leerling van Wiggers bekleedde met grooten bijval zijn leergestoelte al dien tijd zijns levens. Zijne diepe ervarenheid in de zoo dogmatische als scholastische godsgeleerdheid had hem een ruim gezag op zijne leerlingen en hoog aanzien bij het Hof verworven. Deze achting voor den Lovenschen leeraar groeide bij aartshertog Leopold Wilhelm, onzen landvoogd, en bij den pausselijken Nuntius Antoon Bichi aan, naar mate hij zich tegen Jansenius' leer verzette. In 1641, had hij met twee medeleeraars en in 1642 met nog zes andere collega's bij schrifte zich verklaard tegen het uitgeven des beruchten boeks Augustinius genaamd. De Pausen Urbaan VIII en Innocentius X prezen zijnen iever. Een dezer noemt hem eenen der waarheid onderdanigen geest, wiens leering aan de godsdienstregels gelijkvormig is. Twee biskoppen en eenige abten, overtuigd dat de uitmuntende hoogleeraar nooit hunne partij omhelzen zou, baden hem dringend dat hij zich toch nimmer tegen Jansenius zou verklaren. Maar Van Engelen antwoordde: Indien gij meent dat een doktor en openbaar professor van theologie zwijgen mag, wanneer Geloof en Pauselijk gezag in gevaar zijn, dan ben ik gereed zulks te doen, want ik haat bovenal elken ijdelen woordenstrijd; maar zooverre zijn de zaken gekomen, dat mijn geweten mij het zwijgen verbiedt.’ Derhalve stond hij aan de vergiftige pijlen van schimp en laster der partijgangers van Jansenius ten doele. Maar Rome en het gouvernement mogten op hem staatmaken. Ook de aartshertog Leopold Wilhelm stelde hem aan Rome voor als biskop van Roermonde wiens stoel al sedert de dood van Jacob Vanderborch, een uitmuntend nederduitsch kanselredenaar, van 24 Februarij 1639 openstond. Ondertusschen Van Engelen stierf den 3 Februarij 1649 eer hij nog zijne instellingsbrieven ontvangen had. Zijn dood was stichtend, gelijk dan ook heel zijn leven geweest was. Hij werd in S. Peeterskerk begraven en zijn ambtgenoot Dr Dam sprak zijne lijkrede uit. Wij moeten Van Engelen slechts als neêrduitsch schrijver beschouwen. Hollands Staten hadden ten jare 1629 de katholieke priesters van uit en rond 's Hertogenbosch in Heusden verjaagd en er Gisbrecht Voet, Godfried Udemans, Hendrik Van Zwalmen en Salomon Everzwijn naar toe gezonden om ook daar de hervorming te prediken. Den 16 Mei 1630 plakten deze woordendienaars een uitdaging aan waarbij de katholieken en de nog hier en ginds zich schuilhoudende priesters werden uitgedaagd om met hen een openbaar twistgeding te houden over de waarheid en de oudheid dezer hunne godsdienst. Jansenius en onze Van Engelen aanveerdden de uitdaging en deden zulks in Junij op de muren van Loven aankondigen, op de volgende voorwaarden: 1o dat de betwisting over de geschilpunten zou plaats grijpen in eene voor beiden partijen veilige stad. - 2o Dat er geen magistraat of een persoon in godsgeleerdheid onkundig man zou voorzitten; maar dat de scheidsman of beslisser een ervaren godsgeleerde wezen zou. - 3o Dat ieder van een brief van vrijgeleide zou voorzien zijn. De vier noordsche dominés dierven die voorwaarden niet aannemen; echter ging de strijd voort, doch maar met de pen. Van Engelen zond 't volgende gewrocht in 't openbaar. ‘Den dekmantel des Catholijken naams afgerukt van de leer die de Calviensche Predikanten poogen 's Hertogenbosch in te voeren oft verweyringen voor het oudt Catholijck en Apostolijck Geloove tegen de Niewichheden van vier kettersche woordendienaars tot 's Hertogenbosch. - Loven Jan Oliviers en Corn. Coenesteyn 1650, 12o, 265 blz. Dit boek is merkwaardig door zijne krachtige redeneering en de overtuigende klaarheid die in heel het werk heerscht. De anders- | |
[pagina 24]
| |
denkers worden er zeer in het nauw gezet en hebben er niet goed kunnen op antwoorden. Hij schreef nog ettelijke andere boekjes in zijne moedertaal tegen de ketters die zijnen geboortegrond poogden over te halen; doch ik heb ze nog niet kunnen vinden. L.W. Schuermans, Pr. |
|