De Vlaamsche School. Jaargang 11(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan mijne zuster Parmile, ten tijde van haar verblijf in Gent. Bewaar van alle heil den bloezem, Bewaar de zoete onnoozelheid, Dien schoonsten lichtstraal in den boezem Der englen Gods in de eeuwigheid! Johan Alfried de Laet. O dierbare zuster, wil immer bewaren Het schoonste versiersel der vrouw, uwe deugd, Bedreigd in de stad door zoo vele gevaren! Behoud steeds uw onschuld, den glans uwer jeugd. Och! laat dezen glans nooit door de ondeugd verdooven En vlied het gezelschap der boozen, want daar Misschien zult ge listige vleitaal gelooven Zoo groot is voor de onschuld bij hen gevaar! Zorg dat ge om uw daden nooit hoevet te blozen, Rein zij uw geweten, uw eer onbevlekt; Vrees giftige doornen aan kleurrijke roozen, Waarmeê de verleider zijn paden bedekt. Wel heugt het u nog, en alom is 't geweten, Hoe 't lieflijkst maagdelijn onzer gemeent', Verleid door een steedling, haar plicht heeft vergeten, En nu haren misstap zoo bitter beweent. [pagina 23] [p. 23] Nochthans wil ik eerbare liefde niet laken, Zij maakt ons het leven gelukkig en zoet, Ja, ze is voor den stervling een bron van vermaken, En treft hem een onheil, dan geeft zij hem moed. Maar is, door de liefde, in zijn woelende harte Een drom van verderflijke driften ontstaan, Alsdan is zij oorzaak van schande, van smarte, En doet zij geluk in ellende vergaan. Dat dus u het hart, o beminde Parmile! Vrij kloppe voor liefde, vereenigd met deugd, En dat u nooit neiging tot ondeugd beziele, Zoo zult ge steeds leven in heilstand en vreugd. Volg immer de raden, die vader en moeder U gaven, aleer ge vertrokt naar de stad, En soms met een briefje begiftig uw broeder; Voor hem is uw schrijven een dierbare schat. August Cosyn. Somergem, Zomermaand 1863. Vorige Volgende