De Vlaamsche School. Jaargang 11
(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
MUSEUM VAN ANTWERPEN.
zwanengevecht, tafereel van frans snyders. | |
Frans Snyders.Deze befaamde meester die het vak van dierenschildering en doode natuur met voorliefde behandelde, en wiens naam ook Snyers geschreven wordt, ofschoon de kunstenaar Snyders teekende, was leerling van Pieter Breugel, den jongen, in 1593 en later van Hendrik van Balen, den ouden. Hij zag te Antwerpen het eerste levenslicht en werd gedoopt in de hoofdkerk, den 11sten November 1579. Zijn vader was Jan Snyders, en zijne moeder Maria Plaetsen. Franciscus de Haussant en Maria Coignet hielden hem over de doopvont. Vrijmeester der St. Lucasgilde in 1602, trad hij in het huwelijk in de hoofdkerk, op 23 October 1611, met Margareta De Vos, dochter van Jan en Isabella vanden Broeck, en zuster der befaamde schilders Cornelius en Paulus De Vos. Jan Snyders en Jan De Vos, waren zijne getuigen bij de huwelijksinzegeningGa naar voetnoot(1). Hij werd in 1619 aangenomen als lid van het genootschap de Romanisten, een broederschap dat hij als deken bestuurde in 1628: de kunstenaar had dus de eeuwige stad bezocht en schilderde voor den koning van Spanje, voor den aartshertog Leopoldus-Willem en andere prinsen. Snyders arbeidde veel met de onsterfelijke meesters Rubens en Jordaens, wier machtige kleur en breede penseeling hij bezat. Dat hij de meeste achting en vriendschap van Rubens genoot, blijkt hieruit dat de groote meester hem gelastte met het bestuur der verkooping zijner tafereelen en kunstvoorwerpen welke hij zou nalaten. Van Dyck moest niet minder genegenheid voor hem bezitten, daar hij zijn | |
[pagina 10]
| |
portret schilderde, waarvan hij later eene sterkwaterplaat verveerdigde die Jaek Neeffs met het burijn afwerkte. Het Museum van Antwerpen bezit van dezen meester twee tafereelen, dank aan de mildheid van den kunstminnenden wel edelen heer Baron Ph. de Pret de Terveken. Het eene stelt eene doode natuur voor; op eene tafel gedeeltelijk met een doek bedekt, liggen verschillende soorten van wild ondereen met groenten en keukengerief, waarop twee klampers zitten. In eene schotel, op eenen reebok geplaatst, eene overgroote zeekreeft. Het andere is het puikstuk waarvan wij hier de plaat mededeelen en dat werd uitgewisseld tegen een tafereel voorstellende de H. Familie, uitgevoerd door Jan Lievens voor het professiehuis der paters Jesuieten, welke de ware aanmoediger der schoone kunsten, M. de Pret, aan de Jesuietenkerk terug schonk, toen deze eene parochiekerk, aan den H. Carolus Borromaeus toegewijd, was geworden. Men zou moeilijk een der natuur ontleend tafereel aantreffen welk meer dichterlijk gevoel en waarheid bevat dan dit zwanengevecht. Twee jachthonden bezield met de hartstochten van hun ras, waarvan de eene zich tot in het riet nevens het water staande, waagt, om twee jonge zwanen aftevangen, die de vlucht nemen; maar de ouden, woedend over het gevaar dat hunne jongen bedreigt, nemen den strijd aan, met eene hardnekkigheid die hunnen verwonderden tegenstrever ontmoedigt. De mannelijke eend bijzonder is vreeselijk. De schoone witte vogel, zoo bevallig wanneer hij zich zonder moeite op den stroom van een stil water laat drijven, heeft het uitzicht van eenen vliegenden draak gekregen; zijne vleugelen zijn uitgestrekt, zijn lange hals kronkelt als eene stalen springveêr, zijne gloeiende oogappelen werpen vuur en de houw van zijnen bek gaat eene diepe wonde toebrengen. Het water dat zich beweegt onder 't vleugelgeklapper van den eendvogel vertoont eene schuimende beek, en het riet schijnt zich te plooien om eenen doortocht te verleenen aan den hond die, zijne nederlaag voorziende, behoedzaam aftrekt. De dichterlijkheid van Snyders' geliefkoosde heerlijke scheppingen plaatsen hem op den hoogsten rang der beroemdheden der Vlaamsche School, niettegenstaande den nederigen aard zijner onderwerpen, die hij, zooals wij hooger zegden, met voorliefde behandelde. R.S. |
|