Annexe.
Spelling der Nederduitsche Taal.
Regels door de koninklijke commissie aangenomen.
De commissie, bij koninklijk besluit van 25 Januarij laatsleden gelast met het onderzoeken der verschillende wijzigingen welke het spellingstelsel van het in 1841 te Gent gehouden Taalcongres heeft ondergaan, en tevens met het beramen van middelen om tot wenschelijke eenparigheid te geraken, aanvaardt de volgende regels, die insgelijks door de Redactie van het aanstaande nederlandsch woordenboek zullen worden in acht genomen.
1. De verlenging der a en u in gesloten lettergrepen geschiedt door verdubbeling (taak, taal, bestuur, muur.)
2. De dubbele e en o worden gebruikt in opene lettergrepen, wanneer de e en o scherp lang zijn, alsook in de geklemtoonde basterduitgangen eeren (regeeren) - eel - eelen, eele, (houweel, houweelen, officiëel, officiëele) en ees-eezen (Portugees, Portugeezen).
3. Het lertterteeken ij word met twee stippen geschreven, behalve in woorden van griekschen oorsprong en in eigennamen met de klanken ey, uy, aey, oy, oey, ooy, waarin men de y moet gebruiken (Egypte, Cyrus, tyran, Huygens, de Keyser).
4. Men schrijft met enkele i zoowel wij vleien, kruien, draaien, groeien, tooien als ik vlei, krui, draai, groei, tooi.
5. De geaspireerde keelklank, die zich voor eene t bevindt, wordt, zonder op de afleiding te letten, door ch voorgesteld (kracht, macht, gezicht, gewicht, bracht), behalve in de regelmatige vervoeging der werkwoorden wier stam op eene g eindigt (vliegen, hij vliegt, gij vloogt, wiegen, hy wiegt), en in de zelfstandige naamwoorden door achtervoeging van te gevormd van bijvoegelijke naamwoorden op g (hoog, hoogte, menig, menigte.
6. De ch is voldoende in lachen, kachel, lichaam, enz.
7. Op grond der uitspraak verwisselt men in koninklijk, koninkrijk, jonkheid, enz. de oorspronkelijke g met k.
8. Achter eenen langen klank of tweeklank, gebruikt men de s enkel (ruischen, wasem, bloesem, Pruisen, Rijsel);
9. Het woord samen wordt met s geschreven in samenstellingen, die er mede beginnen (samenspraak, samenzwering), alsook wanneer het alleen staat, behalve in te zamen.
10. Men schrijft ontvangen, ontvonken, enz. met eene v en niet met eene f.
11. Ter voorkoming van eene verkeerde uitspraak, schrijft men heuglijk, ontzaglijk, onverdraaglijk, bijvoeglijk, zonder ingeschoven e achter de g.
12 Men schrijft adellijk, middellijk, onmiddellijk, teugelloos, enz. met dubbele l, maar hemeling, heuveling, edeling, met eene enkele l.
13. Men schrijft naar verkiezing eigentlijk, opentlijk, wezentlijk of eigenlijk, openlijk, wezenlijk, met of zonder ingeschoven t.
14. Men schrijft alleszins, anderszins, eenigszins, geenszins, veelszins, en niet allezins, anderzins, eenigzins, geenzins, veelzins.
15. De verkleiningsuitgangen je en ken worden, de eerste zonder, de tweede met eene eind n gespeld.
16. Men schrijft doorgaans, volgens, wetens, willens, nopens, thans en althans en niet doorgaands, volgends, wetends, willends, nopends, thands en althands.
Men schrijft naar verkiezing drie of drij, bie of bij, iever of ijver.
Aldus vastgesteld in zitting van 7 September 1864.
De Voorzitter, J. David.
De secretaris, Désiré Delcroix.
De ondervoorzitter, F. Rens.
De leden, H. Conscience.
J.-M. Dautzenberg.
J.-F.-J. Heremans.
C. Stallaert.
J. Van Beers.
Gezien en goedgekeurd om bij ons besluit van 21 November 1864 gevoegd te zijn.
LEOPOLD.
Voor den Koning:
De Minister van Binnenlandsche zaken,
Alp. Vandenpeereboom.
De Minister van Justicie,
Victor Tesch.