De Vlaamsche School. Jaargang 10(1864)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aen mijnen neef en kunstvriend den heere L. Cosyn de Buck, Letterkundige te Mariakerke. ô Waarde neef en vriend, voor wiens verheven zangen, Mijn oog zoo vaak een traan van meêgevoel ontvloeit, Gij, in wiens eedle borst en deugd en kunstmin gloeit; Die aan uw' boezem nog een brave vrouw moogt prangen, Uw liefde en achting waard, de moeder van een kroost Dat gij zoo teder mint, en U zoo streelend koost; Die in uw stille woon moogt 't waar genoegen smaken, In vrede en poëzij uw levensdagen slijt, Door uw gevoelig lied der vreemde taal bestrijdt, En liefde tot de kunst in aller hart doet blaken; - Gij ook, ô duurbre vriend, gij deedt in mijne ziel Het sprankje dichtervuur, dat er in nederviel, Door uw zoo krachtig woord en kunstgewrocht ontvonken; Gij leidet mijne schreên langs de enge letterbaan, En deedt mij al het schoon der moedertaal verstaan, Die gulden spraak, door God den sterveling geschonken, Die gij met warm gevoel, vol ijverzucht en vlijt Bezingt, waaraan gij gansch uw leven hebt gewijd. [pagina 207] [p. 207] Oh! hoe roerend klinkt het lied Dat uw kunstrijk hert ontvliedt!.... 't Welt een traan op in mijne oogen, Of het troost mij wen 't verdriet Schichten in mijn boezem schiet: - Oh! dan kan het tranen droogen! Welk gevoel ligt er niet in d' Hulde aan Neêrlands zanggodin, De eedle Doolaeghe eens gezonden! Ook heeft de achtbre kunstvriendin Zulk een blijk van broedermin Rijk aan poëzij gevonden.... Wees gelukkig vriend, en streef Op het kunstpad voort, en leef Lang tot vreugd van vrienden, magen; Ook verschoon, ô waarde neef, 't Lied dat ik zoo kunstloos schreef En thans waag U op te dragen. August Cosyn. Somerghem, 1864. Vorige Volgende