Geschiedenis van de Gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen,
door Frans de Potter en Jan Broeckaert.
Bij iedereen, die in de historische studiën eenig belang stelt en vooral omtrent hetgeen onder betrek van geschiedkunde tot den eigen bodem behoort, waar hij dagelijks op heen- en omwandelt, niet onverschillig is, of die maar enkel naar ernstige, geest- en hartversterkende lezing omziet, zal gewis dit eerste deel van den aanzienlijken arbeid, dien de gunstig gekende schrijvers ter take hebben genomen, op het hartelijkst worden onthaald.
Inderdaad, terwijl het meerendeel onzer steden reeds op hunne afzonderlijke geschiedenis mochten wijzen, had niemand er tot heden aan gedacht, de algemeene landshistorie met die onzer dorpen te volledigen, ofschoon sinds lang bewezen is, dat zonder deze de eigenlijke geschiedenis van België immer onvoltrokken blijft.
De beroemde geschiedschrijver en oudheidkundige Raepzaet en na hem de geleerde heer Baron de St.-Genois vestigden het eerst van allen de aandacht der schrijvers op het hooge belang der plaatselijke monographies, een nog onbeploegd, maar rijke oogsten belovend veld. Wel verschenen er nu en dan enkele beschrijvingen onzer dorpen, welke door de minnaars van vaderlandsche studiën gretig werden gezocht; doch niemand scheen de zware taak op zich te durven nemen dit werk voor goed door te drijven.
Het Staatsbestuur, het echt nationale karakter en het hooge nut van dergelijken arbeid inziende, gelastte twee verdienstelijke belgische schrijvers met diens uitvoering voor het geheele rijk, en bracht te weeg dat de wetgeving eene bijzondere jaarlijksche toelage van vijf of zes duizend franken in hare begrooting stemde, met oogmerk om er de voltrekking van te verzekeren. De vier tot hiertoe verschenen deelen des werks van de heeren Tarlier en Wauters, gemeenten der provincie Braband behelzende, mogen inderdaad op den eersten rang onzer historische werken geplaatst worden en leveren ten overvloeden het bewijs op, van de wezenlijke waarde hunner uitgebreide onderneming. Edoch, niemand zal het ontkennen, en de onlangs nog in de kamer der Volksvertegenwoordigers plaats gehad hebbende beraadslagingen hebben het ook genoeg doen uitschijnen, het is volstrekt onmogelijk dat een werk over 2500 gemeenten, waartoe meer dan een Benedictijner geduld en jarenlange navorschingen vereischt worden, zonder grootere medewerking immer in zijn geheel tot stand kome. Het werk des heeren Tarlier en Wauters wordt ten andere in het Fransch geschreven en laat bijgevolg diegenen, welke niets dan vlaamsch spreken in de onmogelijkheid met de geschiedenis hunner gemeenten kennis te maken. Het is derhalve meer dan wenschelijk - en wij roepen daarop de bijzondere aandacht van den heer Minister van Binnenlandsche zaken - de algemeene beschrijving der Belgische gemeenten, en wel in de tale der ingezetenen, te doen bespoedigen. De verdeeling des werks bij provinciën of districten schijnt ons daartoe het beste middel, en werd in dien zin door bevoegde mannen herhaaldelijk voorgesteld.
In afwachting dat deze maatregel genomen worde, juichen wij de onderneming der heeren De Potter en Broeckaert ten sterkste toe, den vurigen wensch uitdrukkende dat provincie en staatsbestuur hen in deze groote taak ondersteunen, ten aanzien van de veelvuldige moeijelijkheden en zware onkosten, waartoe hun arbeid onvermijdelijk aanleiding geeft.
Het eerste deel van de Geschiedenis der gemeente van Oost-Vlaenderen, de beschrijving bevattende van de gemeenten Destelbergen, Drongen, Gentbrugge, Ledeberg, Mariakerke, St.-Denijs-Westrens en Zwijnaarde, verdient ten volle deze ondersteuning en geeft ons de maat van de waarlijk uitgebreide kennissen der schrijvers, wien gewis niemand hunne plaats zal ontzeggen in de rei onzer verdienstelijke geleerden.
Bij het doorbladeren huns werks bevinden wij dat er niets in ontbreekt van hetgeen tot de volledigheid elker monographie behoort; het behelst inderdaad alles wat geschiedenis en overlevering, op echte bewijstukken gegrond, welke onder aan de bladzijden in grooten getalle worden medegedeeld, hun aan de hand gaven ons over iedere der beschrevene gemeenten den lezer onder het oog te worden gebracht: oorsprong en naamsbeteekenis van elk dorp, voor zooveel deze konden nagespoord worden, grootte, ligging en grondgesteldheid, waterbedeeling, voormalige heerlijkheden met opgave der adelijke familiën, die deze hebben bezeten, beschrijving der leengoederen, oudere bestuurlijke en rechterlijke inrichting, belastingen, voorrechten, handvesten, oude en hedendaagsche bevolking, handel en nijverheid, godsdienstige en burgerlijke gestichten, kerkbeschrijving, oude schuttersgilden, kamers van rhetorika, muzieken zanggenootschappen, merkwaardige voorwerpen van natuur of kunst, historische feiten, plaatselijke overleveringen, oude volksgebruiken, sagas; alles in eene zuivere, onberispelijke taal voorgedragen en in eenen stijl vervat, die, te gelijk deftig en eenvoudig, zoowel den letterkundige als den gemeenen lezer voldoet en voor allen verstaanbaar is.
Met bijzondere belangstelling lazen wij onder Drongen de geschiedenis der beroemde voormalige abdij dier plaats, welke alleen een veertigtal bladzijden beslaat, en op zich zelve als een merkwaardig geheel kan beschouwd worden.
Het gansche werk - zoo wij op den omslag zien - zal 25 tot 30 boekdeelen uitmaken en opgevolgd worden door eene historische inleiding, topographische kaarten, enz., enz. Eechter maakt ieder deel op zich zelf een geheel uit.
Het tweede deel, dat in de maand Juni 1865 het licht zal zien, zal de monographies behelzen der gemeenten Evergem, Weusden, Loochristi, Melle, Oostakker, Sleidinge, Vinderhoute en Wondelgem.
De prijs der inteekening bedraagt fr. 4.50, op gewoon, en fr. 6.00 op zwaar papier (voor Gent), prijs dien men als zeer gering beschouwen zal, wanneer men zijne gedachten laat heengaan over de belangrijkheid des werks in zich zelf, dat, eenmaal voltrokken, waarlijk monumentaal zal mogen heeten, en aan de herkules-krachten, welke tot diens uitvoering worden gevorderd. Moge het ook den gelukkig nog jongen schrijveren, bij hunnen ijver en moed en onbetwistbare bekwaamheid, niet aan jaren en gezondheid ontbreken.